zondag 6 mei 2012

São Brás, een nest in de bergen van de Algarve

Op zondag 8 april, eerste Paasdag 2012,  staan wij tegen achten op. Onze bedoeling is om via Moncarapacho naar São Brás de Alportel, het voormalige centrum van de kurkindustrie, te gaan. Met tienduizend inwoners noemt São Brás zich heel treffend een nest tussen oceaan en bergen. Het ligt aan de zuidkant op een helling die zachtjes naar zee afloopt. De geplaveide Calcadinha, ooit onderdeel van het Romeinse wegennet, loopt over een afstand van bijna een mijl naar beneden. Museu do Trajo do Algarve, waar klederdrachten zijn te zien, is de belangrijkste bezienswaardigheid.
Museu do Trajo do Algarve
In de bergen ten noorden van São Brás groeit de beste kurk van de wereld. Dit komt door de soort bomen én door de zuivere berglucht. Hoe minder poriën in de kurk en hoe schoner de omgeving, hoe hoger de kwaliteit van de kurk. De vraag blijft: ‘Hóe komt de kurk in de fles?’. Het antwoord is te vinden in het museum, het vroegere paleis van een rijke, 19e-eeuwse kurkhandelaar.

São Brás ligt tussen de schilderachtige regio’s Serra da Monte Figo en de noordelijker gelegen Serra do Caldeirão. De omgeving staat bekend om haar amandelbomen. Van São Bras in het oosten tot Silves in het westen strekt zich het golvende landschap van de Barrocal uit. Ondanks de steenachtige indruk is dit heuvelgebied erg vruchtbaar, met zowel wijnbouw als vijgen-, sinaasappel- en oleanderbomen. Landbouwers verwijderen er al eeuwenlang de keien van hun land. Daarmee bouwen zij muurtjes rond hun akkers. Deze muren zijn net als de kale akkers roestbruin door het ijzer in de bodem – terra rossa.
De Barrocal is dunbevolkt, de dorpjes zijn kalm en rustig. Wilde planten en dieren gedijen er prima. In de lente zie je overal bloemen in knop en zeldzame orchideeën in bloei. ’s Avonds kun je uilen, vleermuizen en vossen horen. Wij kwamen door Boliqueime, een nederzetting die door het toerisme lijkt te zijn overgeslagen. Wie het dorp bezoekt, doet dit vanwege de romans van Lídia Jorge, een van Portugals bekendste schrijvers, hier in míjn geboortejaar (1946) ter wereld gekomen. Een van haar meest geliefde romans, De Dag der Wonderen (1982), speelt zich af in een fictief dorp in de Algarve, dat losjes is gebaseerd op Boliqueime.

Onze hostess Martha vertelde dat op eerste Paasdag in São Brás de Alportel de bloemenprocessie een enorme drukte uit de hele omgeving teweegbrengt. Is drukte wat wij zoeken? Niet echt, maar zo’n processie mag wel eens, zonder vroeg in de ochtend naar de kerk te zijn geweest …

Het klederdracht- en kurkmuseum is gesloten, de toeloop naar de processie in volle gang. Limmen en zijn bloemendagen vallen hierbij in het niet. Het dorpsplaveisel van São Brás is kleurrijk en vol details minutieus versierd met geurende lavendeltakken, bloemen- en steentjesmozaïeken. En je moet weten dat die ornantia ’s ochtends vroeg rond vijf uur zijn aangebracht en op dezelfde dag na afloop van de processie worden verwijderd. Ik noem dat bewonderend een ‘heidense’ klus, a hell of a job.

Op loopafstand van het volgelopen centrum vinden wij, anders dan verwacht, vrij eenvoudig een gunstig gelegen parkeerplaats. Eenmaal in het centrum zien wij de stoet aankomen. Een deelnemende Engelsman legt uit dat het verleden in de dertiende eeuw – de strijd tegen de Moren – deze optocht deed ontstaan. “Portugese soldaten spiesten bloemen aan hun geweren, wat de kerk helemaal niet beviel. Daarom is in de jaarlijkse traditie daarna voor een religieuze invalshoek gekozen: pelotons burgermannen die om de haverklap ‘Halleluja’ uitroepen”. Wij kijken onze ogen en horen onze oren uit, staande in het zonnetje, waar een Portugese menigte toeschouwers in zondagse klederdracht (vanwege voorafgaand kerkbezoek) de schaduwrijke overkant bezet. Het is door de massa lastig een rondje mee te lopen. We doen het toch.

... Halleluja ...



Een ruime week later - het is stevig bewolkt - koersen we opnieuw de hoogte van de Serra da Monte Figo in. Op advies van mede-Monte dos Ávos-logé(e)s Joke en Peter (uit Leermens, in het hoge noorden van ons land) moeten we van het hoogste uitzichtpunt in de omgeving genieten. De Barranco de São Miguel, even voorbij Moncarapacho, legt op zo’n 410 meter hoogte zijn panorama bloot, al is het zwaar bewolkt en de kuststrook met nevel besmeerd.

Op de top komen we twee Franse messieurs uit Moncarapacho tegen, die in een stoere Volvo, naar zij denken ongezien, enorme rotsblokken in hun achterbak inladen. Achterbaks? “Pour notre jardin”, expliceren zij op mijn vraag in het Frans. Geen agrariërs die een muurtje om hun akker willen bouwen, gewoon ‘emigrés riches’ die hun tuin gratuit willen opsmukken! Je zou denken: moet kunnen, er liggen genoeg stenen. Zou je ze kopen, ben je vast een Mont Ventoux aan euro’s kwijt. Op hun manier maken zij hun luxe leventje in de Portugese Algarve een steenbrokje voordeliger. Maar als iedereen dat doet? …

Wat beslist niet iedereen oppakt: op de racefiets diezelfde hoge berg beklimmen. Een donkerharige Portugees doet het. Van zijn lichaam is weinig ontbloot, want de straffe wind is behoorlijk fris. Wij passeren hem op weg naar de top. Knappe prestatie, hij moet flink afzien. Even meen ik Abdelkader Benali in de kijker te hebben, sprekend maar zwijgend, stevig ploeterend. Het kan zijn dat ‘De Renner’ van Tim Krabbé - net herlezen - mij beïnvloedt. Kortgeleden zag ik Benali en Krabbé in Abdelkaders boekenprogramma op televisie de Mont Aïgual in de Franse Cevennen bestijgen. Zij haalden de top!


Wij dalen aan de achterkant van de berg af, in de richting van Estoi. We maken een stop voor een idyllisch bloemenfotootje, terwijl ‘De Renner’ in het zwart ons pijlsnel naar beneden flitsend passeert. In Azinheiro, midden in de Serra da Monte Figo, leggen we aan voor een kopje koffie met een bladerdeegglacé.

Even tevoren stopte ik nog, opende mijn raampje en vroeg twee Ávos (een grootouderechtpaar) op het bankje voor hun huisje wat zij aan het doen waren. De man bleef zitten, de vrouw schuifelde op ons af. “Moncarapacho?”, mispelde zij gedienstig. In mijn beste Portugees, net zo onverstaanbaar als haar gemurmel, vroeg ik of het duo het eten voorbereidde. Plots begreep het oudje mij. Ze had twee langgerekte tuinbonen in de schil in haar hand. Zij waren bonen aan het doppen, waar ze alle tijd voor hadden.
Bij een cafeetje op de hoek – Erna schrijft onder de brievenbus een kaartje naar haar moeder - verschijnt een bestelbusje. De chauffeur toetert een paar keer. Het klinkt alsof we thuis zijn, als iedere woensdag om tien uur in de ochtend. Op het Transporter-busje staat ‘Transporte venda de peixe’. Ook hier komt de visboer dus langs, alleen verkoopt deze niks, geen klandizie te ontdekken. Crisis? Herhaald claxonneren haalt niets uit. Wij stellen ons tevreden met de vislucht in onze neus. Een hond, die ik een stukje bladerdeeg toewerp, wijkt niet van onze zijde. Het is een brave borst, geen schreeuwlelijkerd zoals in de buurt van ons appartement.
Een tandeloze moeder zonder stapt met haar zoontje aan de hand de kroeg binnen. Ze vraagt een kopje koffie, en voor het jong een cakeje. Ik bestel ook nog koffie – wie doet ons wat in deze vredige rust? – en vraag de vrouw achter de toog om een biertje (cerveja) voor het joch van een jaar of vijf. Grote vraagtekens tekenen haar ogen, maar de moeder heeft mijn ‘practical joke’ door. Zij grijnst haar afwezige gebit bloot. “Hij heet Emanuel”, reageert ze op mijn vraag. “Ik ben Pedro”, antwoord ik. De kroegbazin wil weten hoe je dat spelt. “P-e-t-e-r”, letter ik een voor een, en voeg mijn nationaliteit erachteraan. “Aaah”, glundert ze, “Holandés. Die wonen hier in het dorp ook!”. Even later rijdt een chique dame achter het stuur van een Landrover voorbij. “Vast een Hollandse”, stoot ik Erna aan. Vlak daarna passeert een politie-auto met twee Guardia Civil. Is die Landrover hun doelwit? Of achtervolgen zij rotsdieven?
Het begint opeens wat te regenen. Ik stap naar binnen, geef de waardin wat tipgeld – zij is verheugd  – en Emanuel wat centjes voor zijn spaarpot. “Daar is hij héél blij mee”, vermoed ik zijn moeder zeggen. Zij geeft toestemming om hem samen met de waardin op de foto te zetten …
Emanuel met muts tegen de wind


Geen opmerkingen:

Een reactie posten