maandag 21 mei 2012

Eigenwijs, hoe bedoelt u?

Ik houd van mensen met een eigen mening, zelfs of misschien wel juist als ze tegendraads zijn. Aan meelopers heb ik een broertje dood (net als aan machthebbers). Mensen die zo maar wat zeggen, spreken mij niet aan. Een mening, standpunt of overtuiging moet een gemotiveerde voedingsbodem hebben. Ongefundeerd iets uitkramen of een ‘loze’ kreet blaten, zo’n houding kan mijn waardering niet wegdragen. Meedoen om erbij te horen? Ach gut …

Gisteren trof ik weer zo’n wijsneus, op een verjaardag. Meestal kom ik die vogels op verjaardagen of andere feesten en partijen tegen. Ik zoek mijn pappenheimers immers in het privévlak niet op. Bij mij thuis hoef ik ze niet tegen te komen, bij hun thuis niet op te zoeken. Ik word nooit goed van die betweters met geldingsdrang. Gisteren ook niet. Bah, wat een druiloor.
Mijn vriendin gaat – anders dan ik - veel verstandiger met de soort om. Zij laat hun geluid het ene oor in, het andere uit gaan. Zij stoort zich er volstrekt niet aan. Mij lijkt het heerlijk als je dat kunt. Dat geeft een hoop innerlijke rust. Ik kan dat echter niet. Lulkoek vind ik lulkoek, dat laat ik merken, al weet ik niet precies waarom. Ik ga daar – heel onverstandig, aldus mijn vriendin – tegenin. De aard van het beestje, een eigenwijs diertje?
Gisteren was ik met iemand in gesprek. Sterker nog, met de vrouw van de ‘wijsneus’. Als je hem ziet, besef je al dat de wereld van hem is. Daar heb ik een achtste zintuig voor. Niet zo moeilijk, want hij straalt het onomstotelijk uit. ‘Air’ noem ik zo’n aura, altijd alles beter weten, ook tegen beter weten in. Irritant. Ik ging en ga dan ook niet (meer) met dit soort mensen in discussie (alhoewel). Het irritante is echter dat zij jou wél opzoeken. Waarom weet ik ook niet …

Met zijn vrouw had ik het over aspecten die zich in de maatschappij voordoen. Wanbestuur bij een woningbouwvereniging, Franse presidentsverkiezingen, de kwaliteit van de postbezorging in ons land. “De bestuursvoorzitter van Vestia zit terecht in de gevangenis”, oordeelde de vrouw. Ik deelde haar opvatting. Elkeen die zichzelf ten koste van anderen gruwelijk verrijkt, behoort ook naar mijn mening in het cachot. “Niks hoor”, interrumpeerde haar man ongevraagd, “hij is gewoon vrij man”. De toonzetting duidde erop dat gade het met eega niet eens was. Het bleef bij de tegenspraak, niks meer, niks minder.
“De nieuwe Franse president heeft zijn salaris fors verlaagd, met tweederde”, vervolgde de vrouw haar maatschappelijke interesses. Het ging haar niet om de precieze mate, maar om het gebaar van de nieuwbakken Franse leider. “Nee hoor, met éénderde!”. Ik hoef niet te zeggen wie de reactie luid poneerde.
Hoe wij op het thema kwamen, weet ik niet meer. Ik produceerde de stelling: “Nee, de postservice door de brievenbus gaat er niet op vooruit. Post.nl gaat nu over op bezorging op dinsdag, donderdag en zaterdag”. Mijn vrouwelijke gesprekspartner hoorde het niet goed. “Geen post meer op zaterdag?”. Ik legde nogmaals uit: “Ja, wel op zaterdag, maar niet meer op maandag”. Haar man mengde zich weer. “Jawel hoor, ík krijg op maandag wél post in de bus” … Wat ik ook zei, híj had gelijk. Dat het over maatschappelijke misstanden of teruglopende dienstverlening ging, ontging hem volledig. “Wat ben jij toch eigenwijs”, floepte zijn vrouw ook voor mij en anderen verstaanbaar eruit. “Ik eigenwijs? Híj niet zeker!”. “???”. Ik vroeg mij af welke eigenwijsheid ik had vertoond, slechts beleidsvoering uit de school klappend van het bedrijf waar ik tot voor kort werkte. Op de website las ik dat post.nl-beleid nog eens over. Op maandag bezorgen wij nog steeds post, meldt de berichtgeving (volgens mij schijninfo, voor de politieke bühne), aangevuld met het uitgangspunt dat bezorging zich uiteindelijk op dinsdag, donderdag en zaterdag richt …
“Toch zijn wij voor de tweede keer achtereen landskampioen!”, kon ik - eigenwijs als ik ben - niet nalaten de beterwetende ‘Amsterdammer’ toe te werpen. Een joviale gelukwens kon er, net als vorig jaar, niet af. Hij is stevig anti 020. De voedingsbodem voor mijn plots uitdagende opmerking bestond uit de verjaardag van een jaar eerder, toen mijn favoriete roodwit uit Mokum op de laatste competitiedag landskampioen werd. “Dit is de eerste titel uit een reeks die zich vijf keer achtereen kan herhalen”, stelde ik opportuun, arrogant en eigenwijs vast, als koekje van eigen deeg voor de wijsneus, die ook toen vrijwel alles beter wist (en niet als een echte Amsterdammer joviaal erkennen dat er maar één in roodwit de beste is!). Nu vroeg hij terstond, beetje binnensmonds: “Wie is voor de tweede keer kampioen? …”. Ik wist zeker dat hij mijn juichende uitlating niet kon verteren. “Blauw Wit”. Ik keek hem niet meer aan, staakte de conversatie met zijn echtgenote, zodat hij in het verdere verloop van de competitie zou zwijgen.

Op welke bruiloft of partij ook hoop ik (ook) hem niet meer tegen te komen …

Geen opmerkingen:

Een reactie posten