zondag 7 mei 2017

Grand Tour van Pedaleur Pietèr

Op fiets (en trein) naar La douce France:


 
... van Limmen ...
... en Méditerranée ...
... naar Auvergne ...

Mijn trip reikt uiteindelijk verder dan alleen de Auvergne: 
Na Montaigut-en-Combrailles, bij Nettie&Peter langs, komt Frontignan-Plage, tussen Montpellier en Sète aan de Méditerranée, aan de beurt. Hier ga ik bij Ria&Cor op visite.

'Cette historie d'un fou au vélo' is het verhaal van etappes fietsen en delen per train régionale via het spoor overbruggen. 
Helaas laat de hogesnelheidslijn TGV mijn fiets niet meereizen, net zo min als sommige regionale treinen.
"Complet, hein", luidt de vaak onwillige reactie aan het loket. 
Of dat werkelijk zo is? 
Hmmm. Sommige Fransen zijn vriendelijk, sommige andere ... 

C'est dommage. Ware het anders geweest, was ik (nog) sneller dan in vier dagen van de ene côte-à-la-mer naar de andere kust-aan-zee bij Erna weerom chez moi teruggekeerd. 

"Vous êtes courageux, monsieur", hoor ik onderweg telkenmale. 
"Ook een beetje 'gek' ('fou'), als heeft u zonnesteken opgelopen".

Die reageerders hebben het grootste gelijk van ons continent. Al heeft de koperen ploert geen steekje in mijn hoofd losgebrand, slechts mijn schedelvelletje wat aangetast. Tomeloos brengt de energiebron donkerverkleuring aan armen, benen, hoofd en kruin aan. Die bruine teint blijkt niettemin schril af te steken bij de negroïde uitstraling van pigmentman Cor, nog net geen allemachtig tachtig, echtgenoot van nicht Ria, zijn huid geruime tijd verwennend in en aan het zilte water van de aangename, zo blauwe Méditerranée.

... pedaleur Pietèr ...
... pigmentman Cor ...

... paar apart ...

Mijn uit- en thuisfiets is een Giant Expedition van 15 jaar oud!



... vier weken uit ...
... en weer thuis ...



... malloot van 71 jaren jeune ...

Op maandag 8 mei 2017 trek ik mijn stoute Nomad- wandelschoenen aan. Mijn fietsschoentjes zijn zo'n twintig jaar oud en resulteren vaak in koude tenen. Van de hoge stappers op de pedalen zal ik geen spijt hebben! Mijn fiets is met zes tassen (over)beladen, ik weet hoeveel zweetdruppels ik per gefietste kilometer produceer. Schone kleren op voorraad meenemen is een must, liever dan zweetluchten opsnuiven. Geen tent, geen kussen (alleen bij afscheid van Erna), wel een slaapzak mee. 

Ik ga op de bonnefooi - 'bonne voie' - uitvissen waar mijn 'Giant Expediton' al of niet zal stranden. Voor elk probleem bestaat naar mijn mening een oplossing. Elk nadeel heb z'n voordeel, nietwaar. Ik prefereer avontuur, maal niet om degelijke voorbereiding. Ik laat bij voorkeur het ongewisse op me afkomen.

Als Erna naar haar werk is, staar ik hemelwaarts. De atmosfeer staat me niet aan. Met een nat pak slaag vertrekken bevalt me niet. Weet je wat? Ik kan gemakkelijk twee-en-een-halve kilometer fietsen, in Heiloo de trein van rond half tien naar Maastricht stappen en na drie uurtjes boemelen en dommelen naast m'n tweewieler rond het middaguur de Nederlands-Belgische grens oversteken. Daar schijnt ongetwijfeld een zonnetje, dat mij met genoegen een duwtje in de rug naar zuidelijker wielervrienden verschaft.

Eigenlijk heb ik een enorme hekel aan reizen over het spoor. 'Kdeng-kdeng-kdeng' mag een hit zijn (geweest), de mijne is het pertinent niet. Wauwelen velen er in de stilte-coupé niet op los, dan stoor ik mij wel aan ander gedrag uit de hedendaagse ik-cultuur. Strontbrutaal straatschoenen op zitplaatsen zetten, onderwijl languit onderuit hangen. Met een, twee, liefst meer tassen de belendende plek in beslag nemen. Nietszeggend telefoneren alsof het bestaan ervan afhangt. Grof gemalen geurende koffiebekers neerzetten, op risico van omvallen en morsen, om over hartige hapjes en zoete sapjes maar te zwijgen. 

Enfin, na Zaandam, Amsterdam, Utrecht, Den Bosch en Eindhoven komt Limburgs hoofdstad aan de Maas in zicht. Eerst passeert me nog een allervriendelijkste conductrice (maar niet heus), die op zoek naar treinkaartjes onder- en bovenlangs als Intercity-tante-Truus gebiedend tussen de stationssteden rondhuppelt. Soms inter zit ze, dan weer inter staat ze voor m'n neus. 
"Volgende keer uw tassen van de fiets afhalen, meneer!".

Opdracht of beleefd verzoek? Hoezo volgend keer? Is zij er dan weer of ga ik opnieuw zo'n tocht maken? Het valt me mee dat ik niet ogenblikkelijk moet afladen. Voor ik er - verbouwereerd - erg in heb, is zij er al weer vandoor. Gaat ze hulptroepen inschakelen? 

Wanneer ze van haar ronde terugkeert, vraag ik naar de reden van haar dwingend directief. "Dat zijn de regels, meneer". 
"Maar mevrouw, er zijn geen andere fietsen in dit compartiment aan boord".
"Het zijn de régels, meneer!!".
"Waar mag ik mijn bagagetassen dan laten, mevrouw?".
"U moet niet zoveel bagage meenemen, meneer!!!".

Okee, ik bel Rogier Van Boxtel wel om zijn visie te vragen. Zou hij wel eens met de fiets op de trein stappen? Of is het met de trein op de fiets?

Al ben je solist, je blijft tegen ontmoetingen aanlopen. Gewenste en ongewenste. Ik schommel mijn geboorteplaats Amsterdam net binnen of een echtpaar met net zo'n beladen fiets als ik bij me heb - bagagetassen aan voor- en achterwiel - staat op het perron klaar om met zijn tweewielers bij mij het compartiment binnen te stappen. Ik zie de man door het coupé-raam een hartgrondig 'gvd' uiten, zijn primaire primitieve reactie op het spotten van mijn fiets, die tegen zijn zin in de plek van het stel inneemt. 
Zíj stapt als eerste binnen en rangeert haar fiets tegen de mijne. 

"Ho ho, mevrouw, een beetje voorzichtig graag. Trouwens, ook goedemorgen". 
Zij acht me boeh noch bah waardig. Door mijn opmerking blijkt haar wederhelft op z'n 'pikkie' getrapt. Hij gunt mij helemaal niets waardig, z'n blikken ros tegen de twee andere plaatsend. 
"Waar stapt u uit", rolt vervolgens op norse toon over zijn lippen, zowaar in mijn richting.
Het kan zijn dat hij het goed bedoelt. Ik heb echter geen zin meer in de botte lotgenoten. 
"Dat maak ik zelf wel uit. Ik ga dat niet aan willekeurige passagiers vertellen!".

Nadat het duo verderop een zitplaats heeft bemachtigd, keert 'moeders' terug om iets uit haar tas te pakken. Lichte wroeging over haar manier van doen, vraag ik mij af. Ze bekijkt me nauwkeurig. 
"Als u wilt uitstappen: wij zitten een eindje verderop in de trein", poogt ze haar eerdere onhebbelijke gedrag te corrigeren.
Daarmee is ze bij mij aan het verkeerde loket. Ik weet dat ik tot eindstation Maastricht reis. Waar zij heengaat, is mij een zorg. 

Ik blijf inpeperen: "Ik vind het normaler als u - als fietscollega - mij even goedemorgen wenst. Zeker als u, waar ik bij sta, zo nadrukkelijk uw fiets tegen de mijne poneert".

"Wij wonen in Amsterdam, meneer. Ik ga toch niet iedereen een goedemorgen wensen!!!".

Enfin, het is evident, mijn grote avontuur is begonnen. En ik ben de grens nog niet eens over. De Amsterdamse trouwens wel: over míjn grens.

  



Hans is een typisch Frans plattelandsdorp, waarvan de sporen teruggaan naar de Gallo-Romeinse tijd. In de 9e eeuw was het bij voorkeur de verblijfplaats van de Bisschoppen van Verdun.














De virtuele zonnesteek kan natuurlijk ook een gaatje in je hoofd opleveren. Een afwijking als noodzakelijke voorwaarde om te doen wat ik in mijn bol heb gehaald. Waarvan mijn lief Erna heeft gezegd: "Wanneer je dat per se wil, moet je het doen, nu je het nog kan".

Het is de vraag of ik er daadwerkelijk toe in staat ben. Gelukkig beschik ik over ruime en vooral stoere verbeeldingskracht. Bovenal nog steeds over toereikende fysieke kracht. Mijn kuitspieren zijn in staat om Ardense heuvels te bevechten, mijn biceps durven het gevecht aan om een loodzware fiets van het ene perron naar het andere te sjouwen. Trapje op, trapje af. 
Vive l'aventure, vive la Belgique, vive la France.

Nadat ik NS-station Maastricht heb verlaten, begeef ik mij op weg. Zuidwaarts, in de richting van de Ardennen. Niet over Aachen, wel volgens de route van de pelgrims die Santiago de Compostella hopen te bereiken. Dat laatste klinkt mij een kilometertje te ver. Vooralsnog heb ik de middag voor me om te zien waar mijn zoektocht eindigt. Na ongeveer vijftig kilometer doortrappen - koud, loodzwaar, miezerregentje - vind ik bij Jalhay een camping die er niet echt levendig uitziet. ‘La Gileppe’ luidt de naam. Ik klop aan en vind gehoor bij de Hollandse eigenaar, die mij op een ongezellige slaapzaal een bed tussen een stuk of vijftien lege, andere exemplaren aanbiedt. Een onopgemaakt bed, zonder beddengoed, zonder kussen. Maar ik heb een slaapzak en fietstas bij me. Handdoek over de tas, et voilà, een stevig hoofdkussen. Douche en toilet behoort ook bij het groepsgarnituur, zij het via een hoge stalen trap buitenom. Voor mijn eerste nacht heb ik onderdak zonder ontbijt. Avonduur is meteen avontuur.

De volgende dag is het opnieuw koud - zelfs wollen handschoenen en mutsje nodig -, toch koude tengels en koude oren. Maar in een prachtige rit vertoont zich spoedig zonnig weer, dat mij goed doet - hand- en hoofdbescherming uit - en me wel behaagt. Roofvogels vliegen me regelmatig om de oren, vakjes, sperwers, buizerds, verder reikt mijn kennis niet, zee-arenden zullen me vast niet achtervolgen. Op mijn zadel geniet ik volop van de natuur. Dat ik menige kilometer omrijd deert me amper, ik heb geen haast. 
Toch is het opnieuw lastig een slaapplaats te veroveren. Op camping ‘Moulin de Bistain’ vertoont zich geen enkel levend wezen. Het is (te) vroeg in het seizoen. Ik keer terug naar Rettigny, waar ik een tweetal in een tuin een glas wijn zie slobberen. Witte wijn. Na 92 kilometer blief ik ook wel een slokje, maar een slaapplek gaat voor. Ik spreek het duo Donald en Suzanne aan, die huisjesmelkers in de regio blijken te zijn. Ze weten geen hotel of welke verblijfplaats ook in de buurt. 

Na enig besloten overleg komen zij tot dieper inzicht. "Wij hebben twee kilometer hier vandaan een huisje leeg staan, dat kun je wel voor een nachtje huren". Zo gezegd, zo gedaan, hun gebaar-in-tweede-instantie is zeer bemoedigend. Een hele woning voor een zacht prijsje, alles erop en eraan. Dat is toch wat anders dan de paardenfarm, waar ik tevoren eerder heb aangeklopt en voor 75 euro een nachtje onderdak mocht beleven. 

Onderweg heb ik in Stoumont een voortreffelijke salade gesmikkeld en live de eerste wielerliefhebbers tevens motorfanaten ontmoet. Neil en Ann Leigh, van Engelse origine, runnen hun B&B in Stoumont met name voor motorsport- lodgings onder de titel ‘Ardenne&Eifel Aventures’. Terwijl ik na het middagmaal opstap, komt Neil mij op zijn racefiets achterna om te duiden dat ik me als fietser van wegopbrekingen (déviations) niets moet aantrekken. 
“Gewoon rechtdoor rijden, ondanks de afzetting, naar Rettigny, geen probleem”. Neil heeft gelijk. Sympathieke gozer.


Diep ingesneden riviertjes maken de Ardennen lastig voor fietsers. Over de hoge delen rijd je over vertakte bovenkopen en om een riviertje te kruisen, moet je van tijd tot tijd afdalen. Automobilisten vinden hun gerief over kolossale betonnen bogen van een snelweg. Ik hijs me soms met een snelheid van vijf tot tien kilometer per uur naar boven, tot wel zevenhonderd meter hoogte, om daarna in gezwinde vaart - vijftig tot zestig per uur - zonder helm onverantwoorde risico’s te lopen. Zonder helm, ook zonder pet. Mijn uit Australië afkomstige geliefde hoofddeksel met klep, kangoeroe als symbool voorop, is al enkele keren van mijn kop gewaaid. Niet alleen door de hoge snelheden, de zuigkracht van tegemoetkomend vrachtverkeer is evenmin mis. Ik leer ervan en zet mijn pet steeds tijdig af, hoewel mijn hoofdhuid daar rood getint protest tegen aantekent.

Bekend is dat Santiagogangers die vroeg in het seizoen vertrekken, tot in mei onverhoopt sneeuw- en hagelbuien kunnen treffen, vergezeld van een snerpende wind. Voorbij Lierneux volgen open stukken land met een vijftigtal lange kilometers vrijwel uitgestorven dorpjes zonder enige voorziening in het verschiet. Om Bastogne te bereiken is het dan niet mogelijk om een betere tijd af te wachten. Schuilplaats of onderdak ontbreken. De enige nuttige wetenschap is dat in Bastogne een hulpvaardige fietsenmaker huist, voor het geval dat. Na nog eens dertig kilometer koers het vanaf Léglise weer op lager niveau, ook al blijft de weg de nodige inspanning vergen.

Overigens bestaat ook in Frankrijk geen echt gemakkelijke route. Doorlopend moeten hellingen worden genomen, de hoogste delen komen echter niet boven de zeshonderd meter uit. Dat de hellingen in Frankrijk niet al te steil zijn, heeft een bijzondere reden. Vanuit het centralistische regerende Parijs is in de vorm van machtsuitoefening vaak de noodzaak van geweld toegepast. Oproer en oorlog, zowel in het land zelf als daarbuiten. Daarvoor is snelle verplaatsing van legers van groot belang. Infanterie en cavalerie kunnen vrij steile hellingen nemen, maar artillerie heeft daar veel moeite mee. Paarden zijn slechts in staat om kanonnen over niet al te steile hellingen te trekken. Militaire ingenieurs hielden hiermee bij aanleg en verbetering van wegen rekening, waarvan vreedzame fietsers nu dankbaar kunnen profiteren.

Lange heuvels, vals plat en omleidingen zijn vermoeiend, maar ze horen erbij. Vanaf Stoumont vervolg ik mijn tocht verder omlaag, ik kruis de Targnon d’ Amblève en volg het langzaam oplopende dal van de Lienne tot aan Lierneux. Het brede riviertje slinkt binnen een twintigtal kilometers tot een weidebeekje. De rustige weg leidt door een fraaie, bosrijke omgeving, hoewel veel wegen in de Ardennen de laatste jaren in matige staat van onderhoud verkeren. Mijn grootste aandacht is op gaten in de weg en rafelige randen langs de kant gericht. Glasscherven en scherpe steentjes zijn grote vijanden.

Tot aan Bastogne (Bastenaken) kom ik vrijwel geen winkel tegen om te fourageren. Tegen mijn standaardgewoonte in heb ik toch geleerd en geaccepteerd om voldoende water te nuttigen. Het peil in mijn bidons houd ik dus nauwkeurig in de gaten. Fruit en brood met kaasbeleg moet voorkomen dat de ‘man met de hamer’ een kans krijgt. Ik weet hem volledig uit te schakelen, hij heeft geen schijn van kans.

Bastogne is een vestingstadje aan een knooppunt van wegen. Op de rotonde die mij aan de wielerronde Luik-Bastenaken-Luik doet denken, draai ik een rondje om de dubbele teksten in beeld te brengen. Voor het eerst wordt dit plaatsje in het jaar 634 als ‘Bastoneco’ genoemd. Het ligt in wat men noemt de hoge Ardennen, op 525 meter. In de Tweede Wereldoorlog is Bastenaken vrijwel totaal verwoest. In december 1944 vond hier het Ardennenoffensief plaats, een laatste wanhopige poging van het Duitse leger om de geallieerden onder leiding van generaal Patton tegen te houden.

Op de honderdste geboortedag van mijn vader - 10 mei 2017 - arriveer ik na een kleine negentig kilometer in een royale gîte in Léglise. Verschillende dorpjes onderweg houden zich in slaap, café’s ontbreken of zijn gesloten. Omzwerfpogingen naar Neufchâteau en Longlier lopen op niets uit. Geen slaapplaats te vinden, een naargeestig spoorstation staat eveneens in de weg. No way en rechtsomkeert, verkies ik, als er op het perron slechts vreemdelingen staan, niet in staat om enig antwoord op mijn vraag over treinenloop of treinrichting te verschaffen. Gauw inpakken, wegwezen en voortmaken.

Verheugd dat ik de gîte in Léglise ontdek, tref ik daar ook het echtpaar Jan (72, uit Wilnis) en Karlien (72, uit het Belgische Oudenaerde). Bij toeval en met veel moeite om dit adres te vinden hebben deze Santiago-de-Compostella-reizigers vijf minuten eerder een kamer betrokken. Hun jaloersmakend mooie e-bikes met technologische attributen staan in de gemeenschappelijk ruimte te pronken. Hun rode bagagetassen hebben zij al afgeladen. De accommodatie is puik, ik ben dik tevreden. Bovendien is het gezellig om een paar collega-lange-afstand-fietsers met ervaring en moderne hulpmiddelen te treffen. 

We gaan met ons drieën op stap om wat boodschapjes als brood, worst, cola en water in te slaan. Veel meer keuze is trouwens niet mogelijk. Dorpsrestaurant is gesloten, ook de pizzeria is dicht. Van deze ‘speciale dag’ kan ik met recht geen echte feestelijke dag maken, maar die behoefte is ook niet zo groot. Met enige belangstelling luister ik naar de religieus getinte interesses van de pelgrims, die ik heb ontmoet. We besluiten de volgende dag gezamenlijk een stuk op te fietsen, richting abdij van Orval.

Legende en oorsprong van Orval

Omstreeks 1076 is de Italiaanse gravin Mathilde van Toscanië de plaatselijke opperleenvrouw. Als zij op een dag aan de rand van een heldere bron zit, laat ze per ongeluk haar trouwring vallen. De ring is een geliefd aandenken aan haar overleden echtgenoot Godfried-met-de-Bult. Wanhopig door de verloren ring richt de gravin een gebed tot de Maagd Maria.
Als zij opnieuw bij de bron komt, duikt uit het water een forel op, met de ring in zijn bek. De gravin roept verrukt: “De gouden ring die ik heb verloren! Geprezen zij het dal dat mij de ring terug schenkt! Mijn wens is dat het voor altijd ‘Aurea vallis’ (Gouden vallei) wordt genoemd”.

Het symbool van Orval (or=goud, val=vallei) - forel en gouden ring - verwijst nog steeds naar deze legende. Dezelfde bron voorziet abdij en brouwerij nog altijd van water.

De Abdij van Orval is in 1070 gesticht. In 1132 treedt zij toe tot de cisterziënzerorde (Orde van Citeaux). Na de verwoesting tijdens de Franse Revolutie verrijst ze uit haar as, vanaf 1926. In het ontwerp van architect Vaes zijn kenmerken van romaanse kunst en art déco vermengd, maar het grondplan is traditioneel cisterciënzer gebleven.

Eenmaal met Jan en Karlien bij de abdij aangekomen, besluiten we eerst honderd meter verderop een kopje koffie te nuttigen. Het pelgrimduo heeft het vaste voornemen aan herbronning te doen en wil deelnemen aan gebed om spiritueel in stilte tot rust te komen. Zij ontdekken met mij bij de entree dat ze de stilte vooralsnog kunnen vergeten. Autobussen zijn gearriveerd en leeggelopen, lange rijen staan voor de kassa om een toegangskaartje te bemachtigen. 

‘… De monniken van Orval onthalen u graag in hun haven van vrede, schoonheid en stilte …’, lees ik over de mogelijkheid tot bezinnen in de abdij. Geef mijn portie over kloostergeschiedenis, kloosterliturgie en het leven in de kloostergemeenschap met elke dag middaggebed en van maandag tot en met vrijdag vespergebed en eucharistieviering maar aan anderen, blijf ik zelfovertuigd. Zelfs de in 1931 opgerichte trappistenbrouwerij - ‘groene’ Orval van het vat - en de sinds 1928 kaasmakende trappistenkaasmakerij - ‘Vieil Or’, oude kaas dus - kunnen deze in de warmte van de dag biersmachtende kaaskop niet overhalen in de rij aan te sluiten.

Jan en Karlien willen blijven overnachten, hetgeen hen niet gegeven is. De abdij blijkt volgeboekt. Ik wil verder trekken op mijn non-e-bike, in mijn eigen tempo. Ik neem dus met een ‘bon voyage’ afscheid van mijn pelgrimerende leeftijdgenoten, benieuwd naar waar zij uiteindelijk onderdak zullen vinden.

Voor ik opstap, sta ik nog even stil bij de getuigenis van monnik Aelred uit de 12e eeuw:
‘Als je bidt, houdt dan de hele wereld in je liefde geborgen’.
Zijn opdracht lijkt mij zwaarder dan wat heuvelen omhoog en omlaag trappelen, maar ik ben dan ook niet religieus of spiritueel, werk vooral met spierkracht. Ik heb geen schijn van kans om door te bidden op mysterieuze wijze door dat bidden te worden omgevormd. Volgens Aelred maakt bidden het hart wijd en opent het voor een Liefde zonder grenzen. Mijn hart bonkt van de inspanning om de grens tussen België en Frankrijk te kunnen oversteken. Mensen van gebed worden ten diepste ontvankelijk voor alle werkelijkheid, de mijne is meer op aardse doelen gericht. Aelred zegt dat gebedsmensen God met ‘Vader’ kunnen aanspreken en elke andere mens met ‘broeder’ of ‘zuster’. Ik houd het als het even kan gewoon bij voornamen en noem België het land van manneken Pis, Frankrijk betitel ik als ‘Marianne’. What’s in a name?
Het klooster - bij ons thuis om de hoek is er een op tweehonderd meter afstand - is het huis voor wie naar God zoekt. Aelred benoemt het als dusdanig als een school in liefdadigheid, broederlijkheid en eenvoud. De mijne schuilt in het simpele gebruik van mijn kuitspieren om natuurreservaat ‘De Weiden van Orval’ te doorkruisen. In Liberté, Égalité, Fraternité, kortom met de nodige LEF, waar mogelijk ook een Leffe!



   
... wordt in woord én beeld vervolgd ...

zaterdag 6 mei 2017

Jours des fleurs dans le village de Limmen

65 Jaar Bloemendagen Limmen

Van zaterdag 6 tot en met woensdag 10 mei 2017 vinden in Limmen (NH) de 'Bloemendagen' plaats.

Aan onderstaande impressie ligt een fietsrondje van precies een dozijn kilometers ten grondslag. Een peulenschilletje van een complete Limmer ronde vergeleken bij mijn Tour de Force naar de Franse Auvergne. Die staat als voorbode voor de deur, op wacht als geduldige 2CV-eend met rode konen.




Wijs me de goede direction!

Geen rode konen, maar kromme tenen door de man met kuif, waaraan niet te ontkomen valt:





Ook andere grootverdiener(s) ontkwamen (niet) in beeld:




Het werd mij zwart voor de ogen, de enige keuze uit alle mogelijke kleuren: een ZWARTE FORD:


Ik kwam ook 50+, haaienbeet, coalitievorming, persbestrijding, zondag-satire op zaterdag, etc. tegen:



Klaver in de schaduw van Rutte?!



... op zaterdag Lubach op zondag ...
... voetbal zal niet ontbreken ...

Speciale aandacht voor Otto Bruschke (De Gaasverwerkers), die dit jaar voor de 50ste keer met mozaïken aan de Limmer Bloemendagen meedoet. De  Gaasverwerkers staan bekend om hun enorme werkstukken aan de Rijksweg, tegenover Motel Heiloo (Kwartje Koffie):

Nieuwste attractie 'Symbolica' (op Efteling, die dit jaar ook 65 jaar bestaat, vanaf 1 juli a.s. te bewonderen)

In de wetenschap dat ook in Bretagne de Bloemendagen al weer dertig jaar bestaan, maak ik mij op voor een fietstocht naar het Franse land. Werkstuk 'Symbolica' gaat na Limmen op reis naar Bretonse dreven om daar nog wekenlang te pronken. Ik steek mij in kleurrijke wielerkledij en ga tussen uitgedoofde vulkanen in de Auvergne het vuur uit mijn fietssloffen trappen. Viva la France!

En Route