woensdag 4 januari 2017

Voetbal als religie, Pelé als voorganger



... voetbal als passie ...

Het jaar 2016 loopt op zijn laatste benen. Ik ben mijn zevende kruisje ruim gepasseerd en voor het eerst van mijn leven in het voetballand van mijn dromen: Brazilië. Een tafereel op het fameuze strand van Copacabana pakt mij. Een mooie meid staat meer dan behendig te ‘futjeballen’. Het zomerse plaatje roept jeugdherinneringen op. Ik voetbal op het strand van Egmond, waar zeelucht goed voor mijn bronchiën is. In Amsterdamse stadslucht, wonend bij het Olympisch Stadion, speelt voetbal in de jaren 1950 de hoofdrol in mijn leven. Ik jongleer dag in dag uit op de stoeptegels van Olympiaweg en Olympiaplein met mijn bal van kunststof. Buurtjongens pingel ik moeiteloos voorbij, ik poort hen met het grootste gemak. Voetballen doe je zó, zegt de ster-in-wording in mij, die ûs Abe adoreert.
Twaalf jaren jong vergaap ik mij aan een andere balartiest, dan pas zeventien. Hij speelt tijdens het WK van 1958 in Zweden de sterren van de hemel en wint met Brazilië de glimmend gouden Coupe Jules Rimet. Wanneer de lichtvoetige Pelé - hem bedoel ik - twaalf is, vindt een oud-international van Brazilië dat het joch verandering van lucht nodig heeft. Valdemar de Brito, voormalig captain van ‘Esporte Norueste Bauru’, werpt zich als zaakwaarnemer op. Hij ontdekt dat de ‘pelota’ voor het talentje geen geheimen kent. De grote vent bloost van Pelé’s baltechniek. Koppend houdt het kereltje de bal zo vaak hoog dat het niet meer te tellen is. Hij mag zich bij Valdemar’s club aanmelden, hoeft dan niet meer naar school. Pelé krijgt - op zijn vaders verzoek - gewóne schoenen cadeau. Die kan pa zelf niet betalen.
Valdemar de Brito brengt de huilende tiener vervolgens naar São Paulo. Verandering van lucht. Pelé’s tranen wellen regelmatig op, want hij ziet z’n moeder niet meer. Onverdraaglijk. São Paulo blijkt een reusachtige stad met vreemde mannen, veel drukte, enorme herrie. Het manneke moet steeds met Valdemar mee om ergens te voetballen. Dat vindt hij wel leuk. Als die vreemde kerels er maar niet bij zijn.

Wat Pelé met de bal kan, is nog door niemand vertoond. Valdemar, redelijke zakenman, ruikt het grote geld. Hij weet dat hij iets bijzonders heeft ontdekt. En inderdaad, vijf jaar later is kleine Pelé een wereldberoemdheid voor honderden miljoenen mensen. Hij staat nog steeds op mijn netvlies afgebeeld in het shirt van de goddelijke kanaries. Dezelfde kleuren moet ik op mijn middelbare school dragen, geel shirt met blauwe broek. Pelé scoort tegen Zweden, zijn Brazilië wint de WK-finale van 1958 met liefst 5-2, vernedert daarmee de thuisspelende tegenstander. Het is de eerste wereldtitel voor het land, waar voetbal niet alleen passie, maar ook religie is. Het trauma van 1950 in eigen land - 2-1 verlies in de WK-finale tegen Uruguay - is enigszins goedgemaakt. De diepe wond helemaal verdrijven is onmogelijk.

Bijna zestig jaar later kom ik voor het eerst in mijn leven op het Latijns-Amerikaanse continent. Mijn reisdoel omvat onder meer São Paulo en Rio de Janeiro, immense metropolen. Ik wil het stadion der stadions van nabij zien, heiligdom Maracaña in Rio. Met wedstrijd, zonder wedstrijd, maakt me niet uit. Als ik maar kan zeggen dat ik onder de rook van die tempel heb gestaan.
São Paulo blijkt de poort naar het voetbal in Brazilië te zijn. Dat constateer ik in een boekwinkel, waar een rijtje voetbalboeken staat. Helaas allemaal in het Portugees, taal die ik niet machtig ben. Ik steek wel mijn neus erin en herken soms woorden die op Engelse of Spaanse lijken.

Het begint allemaal in 1894 in São Paulo. Charles Miller, zoon van een Schotse spoorwegtechnicus, keert terug van een studie in Engeland. Hij brengt een bijzonder attribuut mee, een voetbal, en introduceert spelregels. De kiem is gelegd voor wat de populairste sport van Brazilië zou worden. Traditionele clubjes verspillen geen tijd om de sport breder onder de aandacht te brengen, vooral in fabrieken. De geschiedenis leert dat de eerste wedstrijd in São Paulo op 14 april 1895 is gespeeld. De wedstrijd ging tussen Britse medewerkers van een gasbedrijf en die van een spoorwegmaatschappij. In de jaren 1930 gaat het er al veel professioneler aan toe. Nieuw opgerichte verenigingen die als eerste de voetbalsport adopteren en elkaar in hun stad São Paulo in een Football League bekampen, zijn São Paulo Atletic Club, Sport Club Internacional, Clube Atlético Paulistano en Sport Club Germânia. Deze League is voorloper van de Paulista Football Federation, die het eerste kampioenschap organiseert. Toch wordt de sport vooral populair door fabrieksploegen en bovenal doordat overal op straat wordt gevoetbald. Onderlinge competities in wijken als Belém, Santana, Ponte Grande en Bom Retiro wedijveren met die van de Paulista League.

São Paulo is het middelpunt van het Braziliaanse voetbal. Tussen 1971 en 2012 winnen de clubs van die stad bijna de helft van de landstitels. De oudste vereniging is Ponte Preta uit 1900, hetzelfde geboortejaar als dat van Ajax Amsterdam. Klassieke ‘reuzen’ zijn inmiddels Corinthians, Santos, Palmeiras en São Paulo. Corinthians uit de wijk Bom Retiro is in 1910 opgericht. Het is altijd een populaire club geweest met een grandioze fanclub, in grootte de tweede van het land, achter die van Flamengo uit Rio de Janeiro. De moeilijkste periode in het bestaan van Corinthians is die van zowat een kwart eeuw zónder titel - tussen 1954 en 1977. Het jaar 2012 is duidelijke tegenpool met het winnen van de Copa Libertadores en de Intercontinental Cup.

In 1912 verschijnt Santos ten tonele, pas groot geworden in de jaren 1950. Fenomeen Pelé dient zich in die jaren in Vila Belmiro aan. Met de beste speler aller tijden in zijn midden verzamelt Santos een equipe, waarin Gilmar, Coutinho, Pepe en diverse andere spelers flonkeren. De supersterren worden in 1962 en 1963 wereldkampioen. Later levert de club toppers als Robinho en Neymar op.

Palmeiras is in 1914 onder de naam Palestra Itália opgericht. In 1942 moet het zijn naam tijdens de tweede wereldoorlog in Palmeiras veranderen. De verovering van titels stokt niet: voor de vierde keer Braziliaans kampioen, in 1951 de Copa Rio en in 1999 de Copa Libertadores.

De jongste van het kwartet is São Paulo uit 1935. Ook deze club slaagt erin een reeks van kampioenschappen te behalen. Zes nationale titels, drie Libertadores en drie keer wereldkampioen. De uitstalling van trofeeën is te bewonderen in Morumbi, het grootste stadion in São Paulo, thuisbasis van de ploeg.

Er is slechts één iemand in de wereld die zegt dat Pelé niet de grootste goalgetter in Santos’ geschiedenis is. Voormalig linksbuiten Pepe. Met meer dan vierhonderd doelpunten in het shirt van Vila Belmiro op zijn naam is José Macia - de ware naam van Pepe - op een na beste doelpuntenmaker van de club. Zijn stelling luidt: “Pelé telt niet mee, dat was geen gewone speler. Hij was van een andere planeet”.
Pepe houdt ervan om zijn voetbalvrienden bijnamen te geven. Rechtsbuiten Dorval bijvoorbeeld wordt Macalé en ook Pelé ontsnapt er niet aan. “Hij stond tijdens de warming-up altijd in het doel. Daarom noemden we hem Julião, naar de keeper van Noroeste toentertijd”.

José Macia beschikt over een machtig linkerbeen. Wanneer hij uithaalt, kan de bal een snelheid van meer dan 120 kilometer per uur bereiken. Zijn bijnaam luidt ‘Canhão da Vila’, kanon uit het dorp. Pepe wordt voor de WK’s van 1958 en 1962 geselecteerd, maar speelt door blessures geen enkele wedstrijd. Aan zijn tijd bij Santos bewaart hij de mooiste herinneringen. Over een wedstrijd in Parijs weet hij nog een voorval. 
“Dorval danst in een nachtclub met een vrouw. Als de muziek stopt, gaat deze dame naar het herentoilet. Wij lachen Dorval hartelijk uit omdat hij bij de neus is genomen”. Waarop hij prompt reageert: “Dan staan we quitte. Zíj denkt namelijk dat ik Pelé ben”. En het kanon lacht zich krom.

Menig voetbalhistoricus beschouwt Bangu, district in het westen van Rio de Janeiro, als podium van de eerste Braziliaanse voetbalwedstrijd, in 1894. Ene Thomas Donohoe, textielarbeider, zou het spel bij zijn collega’s hebben geïntroduceerd. Deze stroming van kenners is van mening dat de eerste bal door hem naar Brazilië is gebracht en niet door Charles Miller, die naam en faam draagt ‘Vadertje voetbal’ van zijn land te zijn.
De club Bangu werd spoedig na Donohoe’s introductie opgericht, samengesteld uit Britse employees van de textielfabriek. De vereniging speelde een belangrijke rol in het sociale leven. Bij de fabriek werkten zwarten en armen, die van Bangu’s bevolking deel uitmaakten, maar in die tijd door Britse sportrepresentanten niet werden geaccepteerd. Jaren later zal Vasco da Gama die rol krachtig op zich nemen.

De geschiedenis van het voetbal in Rio herbergt ongebruikelijke hoofdstukken. Neem bijvoorbeeld de verbazingwekkende wedstrijd uit 1909. Botafogo verslaat Mangueira met 24-0 in een match om het Carioca Championship. Aanvaller Gilbert Hime scoort het meest, liefst negen keer, Flávio Ramos zeven keer. Een schamele 224 toeschouwers wonen de ontmoeting bij. Het meest curieuze moment is vlak voor de return, wanneer Mangueira zijn tegenstander schriftelijk informeert dat zij niet komen opdagen. ‘Wij stellen u op de hoogte dat het ons onmogelijk is om op de twintigste te spelen’. De brief is ondertekend met verontschuldigingen en de meeste hoogachting.

Rio de Janeiro is de enige Braziliaanse stad met vier gróte clubs. Stellen dat voetbal de ziel van Rio vormt, is geen overdrijving. Flamengo, opgericht als roeivereniging, wordt in 1912 voetbalclub met spelers van Fluminense. In de jaren 1940 bereikt Flamengo grote populariteit. ‘Rádio Nacional’ promoot de voetbalsport niet alleen in Rio, maar in het hele land, door de wedstrijden live te verslaan. Flamengo wint vele landstitels en, nog belangrijker, in 1981 Copa Libertadores en World Championship voor clubteams.

De naam van Vasco da Gama is verbonden met de strijd tegen racisme in de jaren 1920, als alleen de elite nog voetbalt. De club speelt in 1924 met een ploeg, bestaande uit zwarte en arme spelers, en wint de landstitel.
Vasco is ook bekend door de betrokkenheid van zijn Portugese fans bij de bouw van São Januário, dat lang doorgaat voor het grootste stadion van Brazilië. Vier keer is Vasco Braziliaans kampioen, in 1998 winnaar van Copa Libertadores da América.

Ook Fluminense wint vier maal de landstitel. Deze club speelt een belangrijke rol in het begin van Brazilië’s nationale ploeg, doordat het stadion in het district Laranjeiras voor de eerste wedstrijden beschikbaar wordt gesteld.

Botafogo gaat er prat op de grootste leverancier van Braziliaanse internationals voor de WK’s te zijn. Garrincha ontwikkelt zijn talenten in het stadion aan General Severiano Street. De baldribbelaar verovert de wereld in de kleuren van Botafogo, waarmee hij in 1995 landskampioen wordt. Als superster wordt hij een van de grootste namen. Hij laat eerst dokters versteld staan, die voetballen met zulke kromme benen onmogelijk achten. Zijn rechterbeen buigt naar binnen, zijn linker naar buiten en is bovendien zes centimeter korter. Vervolgens dolt hij er vleugelverdedigers mee, die zijn schijnbewegingen niet kunnen volgen. Wat de ‘Anjo de Pernas Tortas’ (engel met kromme benen) aan kunstjes met de bal laat zien, is ongeëvenaard. Hij wordt twee keer wereldkampioen en de grote ster van WK 1962, mede omdat de geblesseerde Pelé in dit toernooi ontbreekt. Met vrouwen weet hij ook raad. Hij huwt drie keer en krijgt dertien kinderen, waarvan een in Zweden, verwekt in 1959 tijdens een tour door Europa met Botafogo. De strijd die Garrincha niet weet te winnen, is die tegen zijn alcoholgebruik. In 1983 komt hij - zonder enige glamour - op 49-jarige leeftijd door levercirrose aan zijn einde.

Ik sta voor het heiligdom der heiligdommen: Stadion Maracaña. Ook hier staat, zoals in vele stadions, op het voorplein een standbeeld. Maracaña is afgeleid van Mário Filho, groot sportjournalist uit de jaren 1940. Hij is degene die aan Garrincha de erenaam ‘Gandhi of football’ geeft. In de klassieker Botafogo tegen Fluminense gebeurt namelijk iets bijzonders. Garrincha draait zijn tegenstander - Pinheiro - weer eens dol. Als de verdediger zich blesseert, bedenkt Garrincha zich geen moment. De dribbelaar trapt de bal buiten de lijnen, zodat zijn opponent kan worden verzorgd. In die tijd een onbekend gebaar, dat bij iedereen de gevoelige snaar van sportiviteit raakt, zo ook die van sportjournalist Filho. Het verhaal wordt nog mooier als Altair, speler van Fluminense, de bal inwerpt naar tegenstander Botafogo. Die daden zijn de geboorte van ‘fair-play’.

De bouw van het machtige stadion in Rio de Janeiro begint in 1948 en eindigt in 1950. Teams uit Rio en São Paulo spelen de openingswedstrijd. Didi is de eerste die scoort, de middenvelder die acht jaar later wereldkampioen wordt met zijn land. De São Paulo-ploeg wint uiteindelijk met 3-1. De voetbaltempel staat als monument klaar voor WK 1950, om het eerdere verlies met 2-1 van de wereldtitel tegen Uruguay dit keer in de finale te wreken.
Waar Maracaña jarenlang als het grootste stadion ter wereld wordt gezien, is de capaciteit inmiddels beduidend teruggebracht, door verbouwingen en uit veiligheidsoverwegingen. Schattingen - geen officiële cijfers dus - over het aantal kijkers bij de WK-finale van 1950 wijzen op tweehonderdduizend aanwezige voetbalfans of meer. Tegenwoordig kunnen zo’n tachtigduizend bezoekers een plaatsje in het stadion vinden.

Maracaña wordt voor altijd met de geschiedenis van het Braziliaanse voetbal verweven. Het stadion is gastheer bij Pelé’s duizendste doelpunt en biedt plaats aan wedstrijden op topniveau, zoals Pan American Games, Copa América, Confederation Cup en WK-finales, bijvoorbeeld die van 2014. Bij dit stadion voel ik weer dat kleine jongetje in mij aanwezig dat zijn grote voorbeeld Pelé nog altijd voor ogen heeft. De opvallendste van alle sterren die Brazilië in 1958 op het Zweedse gras laat schitteren. De jongen van zeventien met het spelinzicht van een routinier en met een formidabele techniek en slagvaardigheid.

Pelé is een van de groten met een vaste plek in de herinnering van een paar honderd miljoen Europeanen. Zij zien hem voor de buis Brazilië met zijn zoveelste doelpunt tot onaantastbare wereldkampioen maken. Zij zien dat hij na afloop huilend op de grasmat blijft liggen. Ik zie het nog voor me, dat hij zich huilend aan de borst van zijn grote vriend, doelman Gilmar, werpt. In een vloed van tranen, want hij is de kleine Pelé uit Bauru. Hij is in de realiteit van dat moment voorgegaan. Hij is met zijn kornuiten geworden wat hij aan de beschermheilige van alle Braziliaanse kleurlingen - ‘Onze Lieve Vrouwe van Aparecido’ - niet heeft durven vragen. Wéreldkampioen! Terwijl op dat zelfde moment in het verre Brazilië zijn moeder het kerkje verlaat, waar zij uren voor hem heeft gebeden. Voor haar Pelé … “dat-ie maar dezelfde mag blijven …”.




Al ben ik de zeven kruisjes gepasseerd, het fraaie tafereel ontgaat mij niet. Voor het eerst van mijn leven ben ik in het voetballand van mijn dromen. Brazilië. Een mooie meid staat op het fameuze strand van Copacabana behendig te futjeballen. 



’t Zomerse plaatje roept jeugdherinneringen op. In de schoolvakantie voetbal ik op het strand van Egmond, waar de zeelucht goed voor mijn bronchiën is. 








In Amsterdamse stadslucht, wonend bij het Olympisch Stadion, speelt voetbal in de jaren 1950 de hoofdrol in mijn leven. Ik jongleer op de stoeptegels van Olympiaweg en Olympiaplein dag in dag uit met mijn plastic bal. Buurtjongens pingel ik moeiteloos voorbij, poort ik met het grootste gemak. Voetballen doe je zó, zegt mijn ster-in-wording, adept van ûs Abe.
... aan de caipirinha ...

Twaalf jaren jong vergaap ik mij aan een andere balartiest, dan pas zeventien. 




Valdemar de Brito brengt de huilende tiener vervolgens naar São Paulo. Hij acht verandering van lucht noodzakelijk. Pelé’s tranen wellen regelmatig op, want hij ziet z’n moeder niet meer. Onverdraaglijk. 

Vasco da Gama-fan op strand van Paraty
... op slippers en een oude (voetbal)schoen ...
Wat Pelé met de bal kan, is nog door niemand vertoond. Valdemar, redelijke zakenman, ruikt het grote geld. 


Bijna zestig jaar later kom ik voor het eerst in mijn leven op het Latijns-Amerikaanse continent. Mijn reisdoel omvat onder meer São Paulo en Rio de Janeiro, immense metropolen. Ik wil het stadion der stadions van nabij zien, heiligdom Maracaña. 

... eindelijk ...
Het begint allemaal, deduceer ik, in 1894 in São Paulo. Charles Miller, zoon van een Schotse spoorwegtechnicus, keert terug van een studie in Engeland. Hij brengt een bijzonder attribuut mee, een voetbal. 
Charles Miller
De geschiedenis leert dat de eerste wedstrijd in São Paulo op 14 april 1895 is gespeeld. 



São Paulo is het middelpunt van het Braziliaanse voetbal. 


In 1912 verschijnt Santos ten tonele, maar eerst groot geworden in de jaren 1950. Het fenomeen Pelé dient zich in die tijd in Vila Belmiro aan.