woensdag 25 september 2013

Donkere wolken: bezoek aan Europa's enige theeplantage

Een kater in de stad







Gisteravond hebben we met ons zessen (nog twee Limburgse reismakkers erbij) onze Azorische ontmoeting met de twee ‘jonkies’ gevierd met een uitbundig etentje in Ponta Delgada. Lilian en Wiel reden met ons mee uit het onvolprezen Capelas, waar op zich weinig tot niets te beleven valt. Tautootje voor de Lynx geparkeerd en te voet naar het stadshart van Ponta op zoek naar het in ons reisgidsje vermelde restaurant, dat ik op basis van een goede recensie tegenover de Igreja Matriz wist te duiden.
O Gato Mia na Cidade, een naam om te onthouden, eentje om niet te vergeten. Hij stond nog op de luifel van de toegangsdeur naar de eerste verdieping, maar het restaurant was potdicht gesloten. Een kater dus, die zijn naam eer aandeed. Mijn Portugees is niet waterdicht, de betekenis van de restaurantnaam is echter voor het grootste deel iets van De kater in de stad. Wat dat Mia betekent, weet ik niet zo goed. Misschien iets meer dan de helft van het overbekende kattengeluid dat Miauw wordt genoemd.



Op advies van een Portugese collega van onze Limburgse Wiel, ook politieagent, volgden wij toen het spoor naar het huis van de Azoren, Casa Acoreana, alwaar het terras buiten (over)vol was, maar dat binnen ruim plek voor een tafel met zes hongerigen bood. De vriendelijke ober, een ‘localo’ naar eigen zeggen, op het eiland geboren dus, ontving ons met alle geduld en égards. Want voor wij een definitieve keuze maakten, moest hij even in de wacht. Eenmaal opgeschreven bedankte hij ons namens de keukenchef voor het gemak dat wij hem en zijn keukenprins aandeden: vijf maal een schotel met Escolar (een regionale vis)* en eenmaal rundvlees voor onze juniore Simone, die liever naar vis duikt dan dat zij deze nuttigt. Vervolgens barstte het eetfestijn los, onder druk gepriet en gepraat. Wiel ontving een nieuw doorkneed gegrild vissenbuikje, want de eerste aanbieding op zijn bord was niet helemaal boven het vuur gehouden. Een vuur overigens, dat wij aardig in het zicht van de half open keuken hadden. Af en toe sloegen de vlammen uit de pan alsof de bombeiros noodzakelijkerwijze moesten worden besteld. Alles ging goed, smaakte opperbest, slechts de bief van Simone dreef haar diepe bord uit, want de gekruide jus vulde haar bord tot de rand, waardoor haar extreme berg frietjes op datzelfde bord als een Pico van São Miguel tot zijn voeten in het vochtige nat stond. Niet echt om alles op te eten, wat zij dus ook niet deed. Wijn, bier, Cuba libre en orangina gingen er echter goed in, net als de toetjes, waarvan mijn Pudim Feijao, een zoete hap van bonen (?) tot smakelijk gelach en klevende tanden leidde. Tot besluit namen de vier senioren naast de koffie nog een likeurtje (de dames) en een wisky’tje (de heren), waarmee een genoeglijke slotavond voor zes tot een einde kwam.





Onder leiding van duikgids Chris doken we de nachtelijke krochten en spelonken van het inmiddels vrijwel uitgestorven Ponta Delgada in – we verlieten het restaurant als laatsten van de gasten, echte Hollanders dus. Chris leidde ons door hobbelige steegjes omhoog, door het toegangshek langs het donkere parkje van een kerk naar het uitgangshek (alsof hij zich helemaal voorbereid had op deze stadstour) en voilá … daar stonden we opeens voor het ruimteschip dat de Lince heette, een torenhoge mastodont, waar onze jongere reisgenoten zich voor hun laatste nachtje op vijf hoog ter ruste begaven (of niet, je weet het immers nooit). Ons autootje stond naast dit vasteland-cruiseschip van tien à twaalf à veertien verdiepingen, in het donker moeilijk te tellen, en wij stapten in om in no time naar ons onvolprezen slapende honk Hotel Vale do Novio in Capelas te vluchten. Tevreden konden we in ons bedje duiken, een brevet is daarvoor verder niet nodig. Tot besluit de reeks sms’jes naar de junioren besloten met de wens tot een veilige thuisreis.


* Escolar. Lekker visje?!?!? Moeten de darmpjes wel tegen kunnen!!! (Met dank aan de zoekduiktocht door Chris in de diepe wateren van het internet).


Niet voor het eerst stonden we ook op woensdag 25 september 2013 bijtijds op van ons bedje in Hotel Vale do Navio**** in Capelas, terwijl het aan de hemel herfstachtig Hollands hallucineerde. Af en toe viel zelfs een regenbuitje. Onze ontbijttafel bood een standvastig beeld, as always on the Azores. Glaasje jus (d'orange), broodje ham, broodje kaas, bakje corn flakes (say cerials), bakje fruit, bakje yoghurt, bakje thee, bakje koffie, ge-bakje erbij (soms). Eventueel een fruitje (appel, sinaasappel) voor on the road.
Iedere dag opnieuw is het inschatten wat te doen. Ja, ja, we hebben het zwaar, want van lekker luchtig luieren aan het strand komt niks, ook al gaat het vandaag ongetwijfeld weer opklaren. En de temperatuur is onHollands aangenaam, rond twintig graden Celsius.
Vandaag staat een bezoek aan Europa's enige theeplantage op de agenda: 'Plantacöes de Chá Gorreana'.
Als het even kan, rijden we ook nog door naar het einde van de kleine wereld van São Miguel: Nordeste.
Nordeste moet een sympathiek dorpje zijn, dat zijn rust heeft bewaard. Daar houden wij van. Bovendien is er een kleine vissershaven. Daar houd zeker ik van, dus ... óp naar de noordkust tot het oosteinde!



Zware wolken boven de bergen rond Reserva Natural da Lagoa do Fogo in het midden van São Miguel voorspelden niet veel goeds voor een herhaald bezoek. De noordkustlijn liet zich beter aanzien met een doorbrekende zon na een ochtendregen. Dus togen wij in eerste instantie langs de kust oostwaarts naar Europa’s enige theeplantage ‘Plantacoes de Chá Gorreana’. We verlieten de snelweg bij Porto Formoso, een gemoedelijk vissersplaatsje met een mooie haven (= Porto Formoso), om tussen São Bras en Lomba da Maia achterom via een wit toegangsweggetje de theefabriek in Gorreana te bezoeken. Kom je op deze manier het ‘fabrieksterrein’ op – normale bezoekers gaan via de vóóringang vanaf de snelweg – dan word je welkom geheten door een ten dele geplukte kip die rond je heen komt scharrelen, door een oude, verroeste stoomwals van ver vóór de oorlog (maakt niet uit welke) en door kastanjebomen die hun stekelige groene vruchten op het dak van je huurauto droppen. Het fabriekje is kleinschalig, doet heerlijk ouderwets aan en vertoont een uiterst gemoedelijke bedrijfssfeer, waar arbeiders en bezoekers door elkaar heen krioelen. Je mag als bezoeker overal doorheen en in de weg lopen, overal je neus in de bijzondere theebereidingsgeur steken en aan elke medewerker vragen stellen. In een ruime ‘tearoom’ met buffet genoten we een heerlijk kopje koffie voor een eurootje per stuk. Echte Hollanders drinken rond half elf ’s morgens geen thee, maar koffie, nietwaar.









Het ideale microklimaat aan de noordkust van São Miguel zorgde ooit voor 62 theeplantages in totaal. Lange tijd waren zij de economische steunpilaren van het eiland, maar in de Tweede Wereldoorlog stokte de productie, omdat de scheepsverbindingen naar exportlanden waren afgesloten. De eerste pogingen om winstgevend thee te verbouwen, dateren uit de tweede helft van de 19e eeuw. In die tijd raakten de sinaasappelplantages door luis en schimmel aangetast, hetgeen voor de oranje vruchten de doodsteek betekende. De nieuwe teelt – van thee - kwam met planten uit Brazilië over, vrij spoedig daarna met de know how om goed met de theebladen om te gaan via Macao uit China.


Van alle 62 fabrieken op de Azoren heeft er slechts één de crisistijden overleefd: die van Chá de Gorreana. Het is een familiebedrijf in de vijfde generatie, oorspronkelijk van Hermano Ataide Mota. Hij produceerde zijn eerste kilo in 1883, tegenwoordig bedraagt de productie 50.000 kilogram per jaar. De plantage zelf, rond het fabrieksterrein gelegen, heeft een oppervlak van 45 hectare (negentig voetbalvelden). Er loopt een pad voor wandelaars tussen de theeplanten door, een wandeling van rond twee uurtjes (kopje thee aan het eind als verdiende beloning). Het spannendste is dit rondje als zo’n dertig arbeiders met de hand de blaadjes van de theeplanten snijden. Het bovenste kleinste blad levert de beste thee, Oranje Pecco. Het grootste deel van de productie wordt op de Azoren verbruikt, slechts een klein deel wordt naar het buitenland geëxporteerd.








































Toen een volle touringcar kwam voorrijden, maakten wij dat we wegkwamen. Het was een genot om in deze moderne tijd een fabriekje met oude Engelse machines in bedrijf te hebben gezien, zonder dat entreegeld werd geheven, zonder dat moeilijk werd gedaan over een ‘kijkje in de keuken’ van de theefabricage, kortom: een geweldig leuke ervaring. We namen de snelweg naar Nordeste, een sympathiek plaatsje dat rust uitstraalt. Eeuwenlang leidde het aan het verste eind van de kleine wereld van São Miguel een armlastig, afgescheiden bestaan. Met ondersteuning van de EU is nu een bescheiden welstand gerealiseerd. We wandelden wat rond, schoten wat plaatjes, tot een fikse regenbui ons verdrong.



Ons retourtje leidde ons tegen stevige westenwind in voor het merendeel over de ‘provinciale’ (rood op de kaart) weg langs plaatsjes (dorpjes) als S. Pedro de Nordestinho, Sto. António de Nordestinho, Algarvia en Santana, waarna we over een geel/wit weggetje naar Achada afzakten om aldaar het Parque da Ribeira dos Caldeirões te betreden. Hier vonden wij watervallen, een watermolen, bloeiende planten, grote varens en ander groen in een enigszins kitscherige, toch weldadige bergkloof, waar men zijn best had gedaan om het voor de mens aangenaam te maken. Een café annex snackbar en picknicktafels ontbraken niet. Helaas voor hongerige ons waren de frietjes op, zodat wij ons met een sandwich hamkaas tevreden moesten stellen. Een verliefd stelletje uit Oporto vond mij onder de waterval helemaal ‘toppiejoppie’ (= Portugees voor ‘kanjer’), toen ik hen zoenend op de foto zette (zij zoenden elkaar dus, afgebeeld op hun eigen camera, voor alle zekerheid zelfs drie keer, dus één lange zoen in een langmomentopname).

Naarmate de tijd onder het kilometers vreten voortschreed, wisten we dat we ook weer wat eetbaars voor het thuiskomen moesten nuttigen. We besloten het eiland bij Lomba da Maia in het midden naar het zuiden over te steken om uiteindelijk op bekend terrein (in Lagoa) weer van die heerlijke zeevruchten te gaan genieten. Over de Pico de El Rei op 674 meter koersten we langs het Lagoa do Congro, althans op de bordjes aangegeven, om naar het meer in het echt op zoek te gaan. Geen mens, een onverharde slechte weg, alleen maar koeien in de wei, veel bomen en uiteindelijk waar de weg stokte een bordje, dat op een soort wandelpad in de diepte wees. Dat ging ons te ver, dus maakten we onverrichterzake rechtsomkeert. Ik zag een herkauwende koe kijken alsof ie het meer zag branden toen we weer langskwamen, maar zin om het beest te melken had ik echt niet.

Onder een schijnende zon, gevolgd door onverwachte regenvlagen, arriveerden we in het ons bekende Melo Abreu te  Lagoa, waar we opnieuw lapas, gamba’s en daarbij inktvis lieten aanrukken, voorzien van sla, patat en een droge vinho verde. Ook hier geen mens, die onze rust en ons uitzicht bedierf – het was in de vroege namiddag, wij hadden lekkere namiddagtrek -, zodat wij volop genoten van ons maal, van onze keek op de week op de golven en van de vriendelijke bediening, die blij was dat ze iets te doen had. Ten overvloede namen we ieder ook nog een gelado 2 bolas, te weten een chocolate en een baunilha (vanille) met een kopje koffie tot besluit. Tevreden keerden we terug in ons Hotel in Capelas, waar regen, regenwolken en blauwe luchten elkaar afwisselden. Nog één hele dag Azoren tegoed. Wat gaan we morgen doen? Beginnen met een kopje thee – Chá, Chá, Chá, wat zullen we eten/drinken? - en daarna naar de hemel kijken om onze koers voor de laatste bestemming te bepalen.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten