donderdag 11 augustus 2011

OOLIEVJEE


Donderdag 11 augustus 2011 leek mij echt een dag om ertussenuit te knijpen. Ecco heb bekwame wandelschoenen en beschik over NS-keuzedagkaartjes om eens per twee maanden vrijuit te reizen.
Dit keer wilde ik mijn vijfde ticket uit de reeks afstempelen om twee hoofdsteden met een bezoek te vereren. De slimstad en de domstad, oftewel Amsterdam en Utrecht, qua voetbalratio zeg maar water en vuur.



Drie fietsen voor de deur (twee van mij, een van Erna) plus een auto (de leasebak van Corien) weerhielden mij niet om van huis uit 2,5 kilometer binnen 25 minuten naar NS-station Heiloo te voet af te leggen. En als de trein uit Den Helder naar Maastricht eenmaal voorrijdt, ben je in een half uurtje in onze nationale hoofdstad, mijn persoonlijke geboorteplek zowel als die van Erna. 't Voortdenderende 'stief kwartiertje' over dwarse bielsen is - met m'n leesbril op m'n neusbrug - goed voor zo'n dertig pagina's in Paul Theroux' dikke adembenemende reisboek De grote spoorwegcarrousel. De Zaanstreek als een Aziatische droombestemming, kdeng, kdeng, kdeng.








Als de vroege vogel in mij in Mokum arriveert, staat de stad nog op ontwaken. Il est neuf heures et demie, Amstelredam s'éveille, traag, bewolkt, stoffig, sloffig en bevuild. Ik zigzag over Rokin, Damrak en Dam naar het Rembrandtplein, ontwijk de lange rij Damwachtenden voor Madame Tussaud, het wassen beeldenmuseum dat zijn deuren nog niet geopend heeft, schuifel langs een groep luidruchtige Italianen in aanbidding voor het beeld op zijn eigen plein van onze grootste schilder ooit, en trek mijn spoor naar mijn gewilde bestemming Reisboekhandel À la carte in de Utrechtsestraat 110-112, aan de voet van de Nederlandse Bank.
Uit de ruime menukaart van de boeiende boekwinkel tover ik een Dominicus-reisgids over en een gedetailleerde landkaart van New England-USA tevoorschijn, in het najaar van 2011 ons verre reisdoel. 'Voor wie een combinatie van cultuur, avontuur en natuur zoekt, een uitgelezen en goed bereikbaar gebied', lees ik op de flap. We 'll see, we 'll enjoy.
De attractieve winkel poogt mij te verleiden tot langer verpozen, maar ik wil ook de nieuwe bieb tussen Amsterdam CS en Nemo ontdekken. Dát fonkelende boekenpaleis moet een indrukwekkend gebouw zijn met op de bovenste verdieping een adembenemend uitzicht over onze hoofdstad.
Ik wandel dus op mijn gemak langs Amsterdamse grachten naar de Amstel, kijk een beetje rond op de in staat van rust verkerende Nieuwmarkt - er valt helaas niets te beleven - en kom via een loopbrug oostelijk van het Centraal Station uit bij OBA, de Openbare Bibliotheek Amsterdam, die wordt geflankeerd door het in mijn ogen afschuwelijk massaal ogende Mint Hotel en enkele andere, nog in aanbouw zijnde kolossen.
Hoewel het weer uiterst matig, zelfs karig is, en ik tientallen ouders met hun kinderen op weg naar het Nemo langs zie komen, beklim ik het buitenterras van het leenboekentheater.
Inderdaad, jouw eigenste stad ligt voor een deel aan je voeten, in de verte torent vaag een zuidas. Van een echte skyline is, zeker onder deze omstandigheden, helaas mistige sprake.








De bieb zelf spreekt mij niet echt aan. Ik ben geen boekenlener, maar een boekenbezitter annex lezer of andersom. Het forse gebouw is mij té klinisch, té steriel om me er thuis te voelen, al doet de pianist op de begane grond zijn uiterste best een intieme huiskamersfeer te creëren. Tussen haakjes: de nieuwe bieb in Maastricht, een paar maandjes terug met Limburgse vrienden bezocht, sprak mij meer aan.

Gauw naar het Centraal Station om mijn trip voort te zetten naar Hollands Centrum - HC - Hoog Catharijne.
Waar was dat Aboriginal Art Museum ook al weer? Dat moet zo'n tien jaar geleden voor het laatst geweest zijn. In ieder geval aan de Oude Gracht, het was toen net geopend. Erna en ik kwamen daar onze Limburgse vriendjes Marian en Theo tegen, voor Erna de eerste keer.


AAMU in 2011 tien jaar!



Hoog Sammie ... trapje naar boven
 Als bekend houd ik wel van een glaasje. Thuis in doorsnee een rood wijntje, maar bij grote hitte of buiten de deur ook wel van zo'n gele rakker. En laat ik via de Utrechtse Dom met zijn glazen in lood nu toevallig tegen een andere, dorstlessende, kerk aanlopen ... Probeer dan maar eens zonder een delirium tremens op te lopen je keuze te maken. Proost!!!


Overpeinzingen van een gerstennatgenieter:
'Als gewoonlijk richt ik mijn vizier altijd eerst op de blondjes. Zoals daar is de goudblonde 'Achel', die met zijn nagisting op de fles is gemaakt. Speciaal voor de proevers, hoewel met één nadeel. De Achel dient heel voorzichtig te worden uitgeschonken en, veel erger, je moet ongeveer een centimeter in de fles achterlaten. Ja, hoor es, ik ben niet Achellijk, ook al zijn z'n aroma's krachtig hoppig met een lichte karameltoets. 
Ook Barbar Blond kent nagisting op de fles. Het is een blond honingbier van hoge gisting, het toevoegen van honing vindt plaats in het begin van het brouwproces. In de smaak komt het niet echt naar voren, maar het bier ruikt wel naar honing. Nee, ik laat Barbartje hangen.
Een lustrum geleden was Brugse Zot Blond de gouden medaillewinnaar op de World Beer Cup. Een prachtig blond biertje met een bleke bronzen kleur en een bloemrijk aroma van pure hop. In de smaak zitten zelfs perziktonen. Brugse Zot is de bijnaam die Bruggenaren door keizer Maximiliaan van Oostenrijk kregen toegediend. Hij noemde de inwoners Zotten. En als zij de stadspoorten zouden sluiten, zou volgens de keizer de stad net als een gekkenhuis zijn. Tja, ik ben toch niet gek.
En ik ben evenmin een lamme goedzak. Hoe zegt u? Lamme Goedzak, na het succes van de wisseltap nu ook op de fles. De levensgenieter uit de verhalen van Tijl Uilenspiegel, de bolle Bourgondiër die van lekker eten en een goede kroes bier hield. Het volmoutbier van hoge gisting is een donkerblond bier voor de liefhebber, maar ik ga de robuuste hopbitterheid mooi uit de weg.
Bij blondjes en in de buurt van België denk ik nog immer aan een van mijn zoete herinneringen, Hilde uit Leuven. Het studentenstadje onder de rook van Brussel werd in mijn 'Belgische' tijd flink gefrequenteerd. Om de boel wat op te vrolijken viel de keuze vaak op een 'Dikke Mathile'. Nee, niet Mathilde, maar Mathile. What 's in a name? De Dikke Mathile is een bijzonder amberbier, afkomstig van brouwerij Strubbe, een van de kleinste brouwerijen van België. De smaak van het biertje,waarvan de naam verwijst naar het standbeeld van de Dikke Mathile uit Oostende. Zeer aangenaam en fris, net als de herinnering aan genoemde Hilde, waarmee ik een zwoele zomeravond en -nacht in datzelfde Oostende doorbracht. Ja ja, met Dikke (Mat)Hilde, ha ha.
Ook van vroeger dateert de gewoonte om bierglazen te 'verzamelen'. Ik herinner mij dat ik eens een kroeg uitliep met een half dozijn bijzondere glazen. Gevraagd gekregen? Nee, nee, ongevraagd uitgevoerd, zo'n Amsterdams lieverdje was ik ooit. Ik moest bij vertrek gedrang tussen andere kroeglopers vermijden, anders zou het glas in mijn broek- en binnenzakken en onder mijn oksels mij nog sterker geprikkeld hebben.
Ik moest er weer aan denken toen ik op de kaart van Olivier een apart bier met een apart glas zag staan: Delirium Tremens. Naar het schijnt kom je na een aantal glazen hiervan de roze olifantjes, die op het glas staan afgebeeld, ook in het café tegen. Het moet een prachtig biertje zijn, met nagisting op de fles. Als je het gist meeschenkt, krijg je een bittere afdronk; laat je het in de fles, dan blijft de zoetige achtergrond aanwezig. Redenen voldoende voor mij om op de achtergrond te blijven, niet op de fles te gaan, en dit met liefde gebrouwen biertje met verstand te benaderen (negen procent alcohol!).
Zou een straffe jongen wat voor mij zijn? Ik hou wel van woordspelingen, mijn oog viel op Gouden Carolus 'Hopsinjoor'. Als import-Belg voor korte duur had ik wel eens gehoord dat 'opsinjoor' is verweven met de Mechelse geschiedenis. De woordspeling Hopsinjoor is dus treffend gevonden: enerzijds de diverse hoppen die gebruikt worden, en anderzijds het Mechelse karakter van de Gouden Carolus. Liefst vier hopsoorten worden voor dit bier gebruikt: Belgische Golding, Duitse Palt, Franse Tradition en Saaz. Dat deze hoppen op verschillende tijdstippen in het kookproces worden gefractioneerd om een zo maximaal mogelijk aroma over te houden, laat ik aan de fantasie van de lezer over. Het biertje heeft in ieder geval een krachtig hoppig aroma, is goudgeel van kleur en heeft een zachte maar zeer bittere afdronk. Hoppa, een straffe jongen, inderdaad ... 
Tot besluit nog een sterke. 'Allez zulle, das nen echten duvel van een bier', merkte een brouwersknecht eens op toen hij zijn proefbrouwsel testte. Hij had het bij het rechte eind. Vandaar de naam voor een sterk blond bier met 8,5 procent alcohol. Duvel. Ook een straffe rakker dus. 




Een zeer vriendelijke serveerster ontving mij in het Belgian Beer Café 'Olivier'. Uit de overdaad aan biersoorten wist ik niet direct een keuze te maken. "Misschien een Stella Artois van de tap?", vroeg zij voorzichtig. Onmiddellijk trok een pijnlijke scheut koppijn door mijn bovenkamer, de nog immer vigerende reflex uit mijn Belgische AC-tijd bij het horen, denken, zien van dat biermerk. Te veel gezopen indertijd, voor te weinig geld (eerst kostte het niets, later een duppie per pilsje, omdat het 'kader' zijn grenzen niet kende), met in ieder geval te veel chemische troep in het SA-gerstennat. Op advies van de toenmalige fraai besnorde AC-manager (was het Anton van Rossum?) stapte ik over op het veel zachtere Loburgh-je. Maar ja, de herinnering aan dat verfijnde biertje was op de kaart van Olivier in geen sloppen of stegen te vinden.
"Wilt u een absolute hardloper van Olivier proberen?". Zij wachtte mijn antwoord niet eens af, wist dat ze in de roos had geschoten. Voor ik het wist stond er een schitterend glas, bolronde voet en smalle, uitlopende hals, voor mijn neus, die niet eens naar de prijs van het bruingetinte sap gekeken noch gevraagd had. Een amberbier.
"Eén PK voor meneer", hoorde ik mijzelf verzinnen toen de glimlach op mijn verzoek herhaalde dat het een Pauwel Kwak betrof.
"Hoe zegt u, een Pauwel ...?".
"Jawel meneer, een Pauwel Kwak".

De Pauwel Kwak is waarschijnlijk één van de bieren met het mooiste verhaal. Het gaat terug in de tijd. In het jaar 1791 wilde de heer Paul Kwak, een herbergier, zijn gasten graag aan een bijzonder biertje helpen. Dus begon hij met het brouwen van de Kwak. Het bier werd immens populair in de regio en mensen kwamen van heinde en ver om een paar goeie glazen te nuttigen.
Veel mensen wilden het bier ook graag onderweg op de koetsen drinken. Maar van Napoleon mochten de koetsiers geen glazen in de hand hebben terwijl de tocht verder ging. Dus bedacht de heer kwak een speciaal soort glas dat de koetsiers aan de kar konden bevestigen: het zogenaamde koetsiersglas.

Het ambachtelijke bier wordt nu gebrouwen in de familiebrouwerij van Bosteels (Tripel Karmeliet), die al zes generaties in handen van de familie is. Pauwel Kwak is een hoog gistend bier, met een duidelijk accent van mout en frisse granen.
Aangezien het glas vrij kostbaar is, hebben de Belgen bedacht dat vóór het nuttigen van de Kwak een schoen uitgetrokken moest worden. Die schoen werd dan in een mand gestopt en boven de bar gehangen. Op het moment dat het glas naar de bar werd geretourneerd, kreeg de gast de schoen terug. Zo kon de gast niet de benen nemen met het glas in de hand, want zonder schoen thuiskomen ...?

(Ik moest glimlachen bij het lezen van dit verhaal. Natuurlijk hoefde ik mijn schoen niet in te leveren, tijden veranderen immers. Maar ik besefte wel direct dat het op één been moeilijk naar huis lopen is, zo lekker vond ik de Pauwel Kwak smaken!).



Olivier Utrecht: van een huis naar een kerk naar een café


Olivier is gevestigd in de voormalige Maria Minor-kerk, in het centrum van Utrecht.
De Maria Minor is van oorsprong een schuilkerk. In de zestiende eeuw, ten tijde van de reformatie en de beeldenstorm, kon het gevaarlijk zijn openlijk je geloof te belijden en werden er panden gebouwd en verbouwd die van buitenaf op een gewone woning leken, maar van binnen een kerk herbergden. Maria Minor - voorheen door een rijke stadsbewoner gebouwd onder de naam 'Huis
Clarenburg' - dateert uit de veertiende eeuw.


In Café Olivier (Oolievjee op het kassabeeldscherm) is een nostalgische sfeer gerealiseerd door zoveel mogelijk elementen van de 'schuilkerk' uit 1860 te behouden, zoals de altaarnis, de gewelven en het orgel. De Belgische architecten hebben vooral gebruik gemaakt van donkere eiken lambriseringen, Vlaamse lusters (zware kroonluchters) en authentieke Belgische decoratiematerialen.


Rond 1970 wordt de Maria Minor steeds minder vaak gebruikt voor eucharistievieringen, en verhuizen de parochianen naar de oud-katholieke kathedraal van St. Gertrudis aan het Willemsplantsoen. In 1989 wordt de Maria Minor definitief van de hand gedaan en verkocht aan het echtpaar Ger Mik en Madeleine Knipscheer die het gebouw verhuren voor geluidsopnamen van klassieke muziek.


In 2004 koopt een vastgoedgroep de Maria Minor met het doel het in 2007 tot rijksmonument uitgeroepen gebouw te renoveren en er ook een nieuwe bestemming voor te vinden. Dat wordt horeca. De pachter die daar invulling aan geeft, is de Utrechtse horecaonderneming Debuut B.V. Die maakt er een Belgisch café van: Café Olivier.
Daarmee is een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de geschiedschrijving rond Huis Clarenburg en de Maria Minor-kerk.


(Debuut B.V. opende twee jaar later in Leiden een Café Olivier in het voormalig St. Elisabeth Ziekenhuis).



Na het genot en genieten moet er weer huiswaarts gekeerd worden. Nog even de maag vullen met een donkerbruine boterham met oude kaas en we kunnen er weer tegen. Utrecht CS leidt linea recta naar Amsterdam CS, misschien kan ik daar rond 16.00 uur ook nog een blondje oppikken? ...









... om de dag uiteindelijk in Heiloo op z'n Italiaans te besluiten. Salute!!!


1 opmerking:

  1. Vandaag hebben we internet aan boord, dus dan is het leuk weer eens te zien hoe het elders is. Leuk je foto's van vooral Amsterdam, bekende dingen lijken wel leuker dan onbekende, hoewel dat bier er ook wel goed uitzag. groetjes van ons Ronald en Marijke

    BeantwoordenVerwijderen