donderdag 13 maart 2014

Rondje Zandvoort




"Dan ga je toch lekker een visje in Zandvoort eten", zei Erna, toen ik niet goed wist wat te doen met mijn OV-keuzekaart. Als zij het zegt, is het een amicale vorm van gebiedende wijs. Dus óp met mijn stadsboike naar station Heiloo, vanwaar ik naar Haarlem kachelde. Fietsdagkaart aangeschaft, ingecheckt en derhalve zeer mobiel in de richting van het Haarlemmerhoutavontuur gekoerst.

In de openlucht van Haarlem kwam er geen obscure camera aan te pas. Integendeel, het was buitengewoon aangenaam voorjaarsweer, al was het slechts begint maart. Hildebrand o Hildebrand, waarom ontvang je een onaangenaam mens tussen de muggen? Nou ja, onaangenaam, ik wist gewoon niet goed wat ik wilde. Dus stapte ik in Haarlem uit de trein en op de fiets. Station Haarlem is een doodlopend spoor voor treinen uit de Alkmaarderhout e.o. Om nu net te doen als in Harlingen een paar jaar geleden, en de trein gewoon te laten doorrrrrrijden, dwars door de stootblokken heen, nee, daar had de machinist geen lust in. "Waarom stopt u hier?". De man keek mij stuurs aan: "Ga fietsen, flip. Ga een visje eten. Stap uit, stap op!".


Hij had natuurlijk groot gelijk, die treinbestuurder aan het eind van zijn rit. Buiten het station, op het plein ervoor, vergaapte ik mij aan een standbeeld. Een echt paar. Echtpaar? Het stel stond als verstijfd, maar bleek geen familie Stastok. Elk van de twee aanschouwde met stoere zelfovertuiging het Haarlemse luchtruim, blauw decor met witte vlekken.
"Ein Kenau", legde een man in mijn rug aan een hem bevriend Duits Ehepahr uit. Het mannelijk lidwoord voor de duiding van Simon Hasselaars dochter verbaasde mij. "Na, na, niet zo opscheppen", hield ik de gids voor. De Haarlemmer lachte en trakteerde zijn Freunde op de tachtigjarige Kriegsgeschiedenis.
"Schöne Fahrrad haben Sie", zei de Duitser. Ik was einverstanden. Hij wilde weten of ik met m'n smalle bandjes door het zand kon ploeteren. Wie gewend is kuilen te graven, heeft geen verstand van Fahrräder. Ik dacht het, zei het niet.

Dat overkwam mij in Haarlem, de stad van Nicolaas Beets, van Mart Smeets. Geef mij de eerste maar - Beets -, die ik op de middelbare school heb leren kennen. Voor de tweede - Smeets dus - geldt: je bent vóór of tégen. Moi? Tégen. Ik mag hem niet. Totáál niet, hoe goed hij zijn vak ook verstaat. Ben verder in alles tegen hem. Altijd dezelfde trucjes, in woord en gebaar. Ik mag types als hij/hem niet, nu niet, nooit niet.
Gauw doorfietsen dus.



Van Haarlem op de fiets naar Zandvoort via Bloemendaal aan Zee. Dat valt nog tegen. De wind waait steevast uit het zuid-zuidwesten. Ik had het als kustbewoner kunnen weten. Moeten weten. Toch wilde ik mij even aan de 'crisis'onderkomens langs dit stukje kust laven. Mijn oude baas A. Heijn woonde hier voor hij de overstap naar zijn kasteel in Engeland maakte. Bloemendaal, Aerdenhout, het is onzichtbare armoe. Hoge hekken, rieten daken, gesloten toegangspoortjes. Slechts omwallende slotmuren ontbreken. Don't worry, be happy, Bloomingdale for ever.


Na de moderne kunst in hartje Haarlem trof ik ten slotte onverwacht de architectonische school van Amsterdam. Via oubollig, knus NS-station Zandvoort reisde ik over 's lands oudste spoorlijn naar de landelijke hoofdstad, per ongeluk. Voor ik het wist, was ik Haarlem voorbij, en Spaarndam voorbij. Zandvoort zat nog in mijn gedachten, als jochie met pa en ma in de jaren vijftig op bezoek bij oma. Lang, lang geleden.


Bewijs maar eens dat dit NS-station Zandvoort is. Het staat nergens op de gevel, maar het is het echt. Ik stapte er in het boemeltje naar Haarlem, naar Amsterdam, net als dik zestig jaar geleden, met ouders en mijn kleine broertjes. Mijn zusje wist daar niet van. Zij was er nog niet.


Mokum is altijd draconisch druk. Niks voor mij, zeker niet met de fiets midden op het Centraal Station. Wat zal ik doen. Wachten op Erna? Om gezellig samen naar huis te forensen? Gezellig? In de spits? Geloof je hetzelf? Nee, dus, want dan moet ik mij ook nog een paar uurtjes verpozen.
Met mijn tweewieler in één hand stap ik het station uit. Westwaarts, richting Westerpark. Ik raak verzeild in de Zaanstraat, waar de Amsterdamse School figureert. Best mooi wonen langs het spoor, de stad vlakbij.
Een stijlvolle wereld opent zich. Amsterdamse school. Zou ik er willen wonen?  Ken ik er willen wonen? Ik weet ut nie. Ben geen stadsmens, en eh ... ook geen dorpssnuiter.



Doorfietsend naar het westen ontdek ik dat hier over vijf jaar een groot buurtfeest zal plaatsvinden. Dat kan niet anders. De 'Canta' staat al klaar om de burgemeester te ontvangen. Misschien ga ik dan wel kijken. Op
de fiets of op m'n scootmobiel?
Vijfennegentig is de woningbouwvereniging nu, anno 2014. De 'Canta' voelt zich thuis. Mooi wonen, lijkt me, voor stadse mensen. Vlakbij de stad, vlakbij het Westerpark. Je bent ook zó de stad uit. Naar de kust, naar de Zaanstreek, naar de trein, naar de duiven op de Dam.


Langs het westelijk havengebied fietsend kom ik een vosje tegen. Bijzonder, vind ik. In de duinen houden ze zich vooral schuil, hier loopt het diertje om zich heen te kijken. Klein, mooi roodbruin met zwartgrijze tinten er doorheen, een dikke staart aan een klein lijfje. Jammer genoeg snel genoeg om niet op de foto te willen.


Ik word ingehaald door een fietser op blote voeten. Nou, nou, zo warm is het nou ook weer niet. Hij rijdt sneller dan ik. Remt schoeisel af? Kenianen en Ethiopiërs lopen hard op blote voeten. In hun thuisland. Daar is het warmer dan hier. En er zijn minder hardloopwinkels. In eigen tempo trap ik door naar de pont, die mij naar de Zaanstreek moet varen. Het veer ligt aan de overkant, de blootvoeter zit op een bankje. Ik zoek hem op. "Is dat niet wat frisjes?".
"Ik heb een boek gelezen. Walking barefooted", legt hij uit. "Het is goed voor je lichaam, een soort lifestyle". "Kom je dan geen glas, spijkers of andere narigheid tegen?".
"Jawel, maar toch. Goed uitkijken. Op de fiets is het heerlijk. Ik heb schoenen en slippers bij me. Kijk maar, in deze plastic zak". Hij wijst naar z'n bagagedrager.
"Kijken mensen je niet vreemd aan?", ventileer ik mijn denkwijze.
"Soms heb ik dat gevoel wel. Dan stap ik in mijn teenslippers. Dat scheelt".
De pont arriveert. Met ieder een fiets aan de hand lopen we de boot op. Het is druk, veel fietsers, brommers, een ligfietser. Het dek oogt smerig. Geen mens ziet de blote voeten met zwarte zolen. Er wordt wél veel getwitterd en gefacebookt. Blote voeten zijn geen item, geen trending topic.


Na de overtocht groeten we elkaar. Zonder schoenen fietst sneller dan met een snel fietsje. Ik heb geen haast, zoek naar lange adem. Op welk station zal ik instappen? Tussen Zaanstad en Heiloo zijn een aantal opstappunten.



Krommenie-Assendelft meldt zich in grote gevelletters, anders dan Zandvoort. Even verder - ik heb nog adem - schaamt Uitgeest zich evenzeer voor naamsvermelding. Ik weet waar ik ben. Weet iedereen dat? Of is de NS-letterbak leeggeplunderd? Nog een kilometer of zeven, kan da? Ja, dat kan, de laatste loodjes, ik ben ertoe in staat. Voor Erna's thuiskomst heb ik mij al opgefrist. Ik heb weer wat te verhalen. Over een aangenaam dagje door de Haarlemmerhout en zo. In het vroege voorjaar van begin maart 2014!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten