zaterdag 1 november 2014

Stadswandeling door Leeuwarden (Ljouwert)

 
... station van 1863 ...
Op een mistige herfstdag van eind oktober 2014 stap ik na een pittige treinreis de voorzijde het station van Leeuwarden uit. Ljouwert (op z’n Fries) staat bekend als start- en finishplaats van de Elfstedentocht. In het jaar dat Hoek, Oldehove en Nijehove tot één stad werden samengevoegd – 1435 - kreeg de ontstane stad Leeuwarden stadsrechten. Mij is ook bekend dat de Friese hoofdstad eeuwenlang een boeiend literair leven heeft gehad. In het spoor van schrijvers en dichters verken ik op mijn manier de binnenstad. Niet op de schaats, maar rondlopend, fotograferend. Het hart van Ljouwert beslaat nog geen vierkante kilometer, toch zal mijn route door deze Culturele Hoofdstad van Europa 2018 een omvang van zes-een-halve kilometer hebben. Daarin kom ik vast niet alle 108.000 inwoners van de stad tegen, ietsje meer dan het totale aantal van mijn oude woonplaats Hilversum. In ’t Gooi vierde ik op de lagere school de komst van de honderdduizendste. Het gemeentelijke geschiedenisgeschenk ligt ergens op zolder: ‘Ons Hilversum’, het in 1957 aan de schooljeugd uitgereikte boek van schrijver Cor Bruijn, vooral bekend door zijn ‘Sil de Strandjutter’.

In ‘s lands hoge noorden treft mij als voetballiefhebber een ander aspect. Ik doel niet op Leeuwardens trots SC Cambuur, die de aartsrivaal van Heerenveen is (v.v.). Deze Leeuwarder profvoetbalclub, weer uitkomend in de eredivisie, speelt zijn thuiswedstrijden in het ‘Cambuurstadion’. Dit bolwerk heeft een capaciteit van 10.250 plaatsen en staat bijna midden in de stad, wat in Nederland niet vaak (meer) voorkomt.   

Waar ik op doel is het standbeeldje ter ere van ‘De Frisiaan’, speler van voetbalclub Frisia uit 1883. Zo’n beeldje behoort naar mijn mening ook in Hilversum te staan. De ‘Crack van Victoria’. ‘Good old’ noemt mijn oude club zich, terwijl hij tien jaar jonger is dan de Friese eerstelingen.
Mijn vertrekstation – Heiloo – is ruim voor negenen al druk bevolkt. Poortjes zijn allemaal gesloten. Werkenden gaan erdoor, menig andere reiziger wacht ervoor zijn beurt af, op de intercity uit Den Helder, die om een minuut over negen in de richting van Maastricht moet vertrekken. De wachtenden mogen niet vóór negen uur reizen, ik ook niet. Vandaar dat wij het perron nog niet betreden. “Ik raak altijd een beetje in de stress van dat gedoe”, moppert een mevrouw. Als Lena-uit-de-spreuk ‘Niet op reageren’ speel ik stommetje.
De trein van 9.01 uur komt exact op tijd. Vrijwel alle zitplaatsen zijn bezet, ik vind een smalle zetel tussen zwijgzame soortgenoten. Stilte coupé? Niks hoor, ze bestuderen hun smartelijke i-Phone en vegen vingerwijzingen over hun glimmende amulet. Ik haat dat gedoe, ik lees liever. Voorbij Amsterdam CS kreunt iemand ‘Amsterdam Amstel’ uit het plafond. Een Duitser in de coupé begint ‘laut und klar’ een telefoongesprek. Zonder het te willen horen leer ik enige nieuwe ‘Schwere Wörter’. Alles kukelores. De Arena, Ajax’ vliegende schotel, flitst aan mijn blikveld voorbij. Grote club, uit 1900, weet mijn brein.
In Utrecht stap ik over op het voertuig, dat mij spoorzoekend via Amersfoort, Zwolle, Steenwijk en Heerenveen naar de plaats van bestemming brengt. Bijna drie-en-een-half uur bielzen, wat een marathontijd. In Ljouwert neem ik het stationsfront, dat kennelijk onder handen wordt genomen, op de korrel. Dan wandel ik in de richting van de post.nl-oranjerode brievenbus, steek via het zebrapad over en bewonder de hoge (kantoor)toren, waarin onder meer de VVV is gevestigd, buig onder de torenpassage door en klauter rechtdoor over de vaste brug.



In de Prins Hendrikstraat zie ik aan de gevel van het hoekpand een borstbeeldje van Prins Hendrik, die ook wel ‘Hendrik de Zeevaarder’ wordt genoemd.

 
... Prins-Hendrik-de-Zeevaarder ...

Bij deze broer van Koning Willem III denk ik niet aan onze huidige koning, maar aan Jan Jacob Slauerhoff, in 1898 te Leeuwarden geboren dichter, die als scheepsarts vele reizen maakte. Van zijn gedicht ‘Woninglooze’ herinner ik mij ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’. 


Op het Wilhelminaplein, ook wel ‘Zaailand’, staat het Paleis van Justitie - zetel van gerechtshof en rechtbank -, een statig gebouw uit 1846-1852 met een imposant zuilenportiek. 




Het Fries Museum staat ertegenover aan het plein, met het Verzetsmuseum in zijn midden. Dit museumgebouw is mede gerealiseerd door een legaat van de bekende architect Abe Bonnema. Friese Abe’s blijven magische mythes. De vrijdagse waren- en rommelmarkt op het plein gaat deze donderdag aan mijn neus voorbij.




Ik volg hem (mijn neus) in de richting van schouwburg ‘De Harmonie’, steek weer een vaste brug over om rechtsaf langs het water Klein Schavenek te volgen.
Door de Torenstraat bots ik op de scheve toren ‘Oldehove’. Dit betreft een veertig meter hoge romp van een gotische toren, die door verzakking nooit is voltooid. Het halve werk vond plaats in de periode 1529-1532.


Over de scheve stand doen een paar fabels de ronde. Zo zouden voor de fundatie koeienhuiden zijn gebruikt. En de pet van een bouwvakker, die aan de toren werkte, zou onder de fundatie terecht zijn gekomen. Voor wie deze sprookjes bedenkt, neem ik mijn hoed af. Dat doe ik ook voor het verhaal dat er een kindje van de toren is gegooid. Een steen in de zijkant van de toren herinnert daaraan.


Op het plein voor de toren neem ik contemplatief de tijd om wat stenen met opschrift te bekijken. Het zijn oude advertenties en toegangskaartjes, hoe bedenken ze het.






Naast de ‘Oldehove’ staat trouwens het standbeeld van Pieter Jelles Troelstra, politicus en Fries dichter, die in 1860 is geboren.




Vervolgens duik ik de Prinsentuin in en volg het pad langs de Beatrixboom. De omgeving van dit stadspark vormt het hoofddecor van ‘De Koperen Tuin’, de roman van Simon Vestdijk. Het restaurant in dit park is ernaar vernoemd.



Ik ontdek een schattig beeldje van de ‘koerierster’, waarna ik via het pad bij de Pier Pander Tempel kom.


Ik moet even turen om aan de overkant van het water het standbeeld van de ideale Friese stamboekkoe – Us Mem (onze moeder) – te zien. Het water was vroeger finishplaats van de Elfstedentocht.


De Prinsentuin is aan het einde van de tachtigjarige oorlog (1568-1648) aangelegd op het bastion, dat de Spanjaarden uit de stad moest houden. Van 1648 tot 1750 werd de tuin ‘Lusthof der Friese Nassau’s’. Willem I, die het goed met de Leeuwarders voor had, schonk de tuin in 1819 als wandelplaats aan de stad. Ik ontdek het verzetsmonument, restaurant ‘De Koperen Tuin’ en het Pier Pander Museum.


... Pier Pander tempel, gebouwd in 1924 ...








... verzetsmonument uit 1955: 'Wel geblutst, niet verslagen' ...



Ook kom ik langs de muziekkoepel.


Uit Simon Vestdijks 'De Koperen Tuin' (1950):

'Van de plaats waar ik stond liet zich de muziektent overzien tot in zijn diepste binnenste: de ernstige blazers, de rode nekken waardoor de muziek naar buiten werd geperst, het koper en de Turkse trom, de door beteuterde ventjes bediende fluiten en klarinetten, en dit alles aangevoerd, aangevuurd, tot bezetenheid opgezweept door de energieke gebaren van de man in de geklede jas.
[...]
Toen zag ik opeens al die instrumenten, en ik hoorde die mars, en de zon schitterde in het koper, en ze bliezen erop met rode koppen van de inspanning, en toen werd het een koperen tuin, en dat is lang zo gebleven. Koper is mooier en eenvoudiger, ook vrolijker dan goud.'


Door Poort  St. Jobsleen verlaat ik de tuin en steek rechtdoor via de Doelestraat de stad weer in.


Op de hoek Groeneweg en Doelestraat staat het ‘Coulonhûs’, een patriciërshuis uit het begin van de 18e eeuw. De gevel draagt wapenschilden uit Friesland.



Ooit was in de Doelestraat de levertraanfabriek van Firma Draaisma. In mijn jeugdherinnering gruwel ik nog. “Neem ’s avonds voor het slapen gaan, een lepel Draaisma’s levertraan”. Nou ja, het most van moeders. Brrr, oogjes toe.

Aan het einde van de Doelestraat ga ik naar rechts de Grote Kerkstraat in. Hier staat een rechthoekig gebouwd edelmanhuis uit de 15e-16e eeuw met een uivormig bekroonde toren: ‘Papinga-stins’. Met het naastgelegen voormalige wijnpakhuis maakt deze stins deel uit van museum ‘Princessehof’.




Het ‘Princessehof’ is een voormalig paleisje van Maria Louisa van Hessel-Kassel, die in de volksmond Marijke-Meu heette. Zij was de weduwe van Johan Willem Friso, ik weet het nog, hij was degene die bij Moerdijk verdronk. Nu is ‘Princessehof’, dat in de 17e-18e eeuw is gebouwd, een keramiekmuseum. 



Teruggaand in de Grote Kerkstraat ga ik naar de St. Anthonystraat, waar de oudste boom van Leeuwarden staat.



Via Weerd kom ik op het Raadhuisplein met in het midden de ‘Wilhelminaboom’. Deze linde is in het kroningsjaar 1898 geplant, dus niet ter gelegenheid van de geboorte van Slauerhoff. Anders had de boom wel ‘Jan Jacobsboom’ geheten, nietwaar.




Aan het plein staat ook het Stadshuis, dat in 1715 door bouwmeester Claes Bockes Balk in barokstijl op de kelders van de Aukema-stins is gebouwd. Het carillon dateert van 1668 en heeft niet minder dan 39 klokken. Het gebouw is in 1760 uitgebreid met een sierlijke vleugel, waarin de fraaie raadszaal is gevestigd. Het stadswapen prijkt boven de ingang van de zijvleugel. Merkwaardig genoeg is de pluim van de staart van de leeuw naar binnen gekruld. Valse bescheidenheid?





Op het aangrenzende Hofplein staat het standbeeld van graaf Willem Lodewijk, de eerste Friese stadhouder in de periode 1584-1620. In de volksmond wordt hij ‘Us Heit’ (onze vader) genoemd. Het witgepleisterde gebouw uit de 16e-17e eeuw achter Us Heit was het Stadhouderlijk Hof. De zestiende en zeventiende eeuw vormden een gouden tijd voor Leeuwarden. Leeuwarden kreeg aanzien doordat het eeuwenlang de residentie werd van de Nassau’s, die stadhouder van de noordelijke provincies werden. Zij woonden met hun hofhouding in het Stadhouderlijk Hof. De residentie van de Nassau’s verdween in 1747. Het werd later ambtswoning van de Commissaris der Koningin, nog weer later trouwzaal en diende daarna als werkvertrekken voor Leeuwarder wethouders. Vandaag de dag is het als hotel in gebruik.





De Beijerstraat leidt me naar het hoogste punt van Leeuwarden, naar de ‘top’ van terp Nijehove, op de hoek met de Grote Kerkstraat. Ik ben net in Lissabon geweest, het kost me geen enkele moeite om hoogteverschil te overbruggen. Via de Wijde Gasthuissteeg volg ik de bocht naar rechts en kom langs het Nieuwe St. Antonygasthuis. In de prachtige tuin staan prieeltjes, de achterste voor rijke mensen, die niet in het zicht wilden zitten, en de voorste voor iets minder bedeelden. Ik ontdek arm noch rijk, evenmin een zonnenstraaltje. De woonvleugels dragen de namen van adellijke families, die als geldschieters voor de bouw fungeerden: Burmania, Minnema, Auckama en Wiarda. Alle panden met een vergulde klok in de gevel behoren tot dit gasthuis. Aan de overzijde staat het voormalige Stadsweeshuis, dat nu Natuurmuseum is.













In de Pijlsteeg ontdek ik in de muur van een pand gevelstenen uit verdwenen gebouwen, onder andere molen ‘De Jonge Fenix’. Terug in de Grote Kerkstraat betreft huisnummer 212 een vroegere stins. In dit pand woonde in haar meisjesjaren de latere danseres Mata Hari. Zij is in de Eerste Wereldoorlog in 1917 door de Fransen wegens vermeende spionage gefusilleerd. Mata Hari is op 7 augustus 1876 als Margaretha Geertruida Zelle in Leeuwarden geboren. Verderop, op de Kelders, zie ik haar beeldje staan. De plek is tegenover haar geboortehuis, dat net als vele andere panden bij de grote brand in 2013 totaal is verwoest.






Via de Kleine Hoogstraat kom ik in de St. Jacobsstraat, waar de putdeksels de richting van het ‘Jabikspaed’ naar Santiago de Compostella aangeven. Dat gaat mij te ver. Ik ga linksaf naar de Klokstraat, waar op de achterzijde van een pand een muurschildering van voormalig poelier De Jong staat afgebeeld. Tussen twee mooie trapgevels door ga ik de Poststraat in, dan de Minnestraat en vervolgens Eewal. De Slotmakersstraat brengt me Bij de Put.








Ik ga voor de Grote Kerk langs het Oranjepoortje uit 1663 en kom aan de achterkant van de Grote of Jacobijner Kerk, de kloosterkerk van de Dominicanen met het beroemde Christian Müllerorgel. De kerk dateert uit de 15e eeuw en is sinds 1588 de laatste rustplaats van de Friese Nassau’s. Langs de oude stadspomp en de zijkant van de kerk kom ik bij het Joods Monument, de voormalige Joodse school en de voormalige ingang van het oude Stadsweeshuis. In de eerste helft van de 17e eeuw trokken veel joden naar Leeuwarden. Het aantal groeide tot zo'n 1200 in de 19e eeuw. In 1754 is officieel een joodse gemeente ingesteld en in 1755 de eerste synagoge gebouwd. Later kwam op dezelfde plaats een nieuw gebouw: Synagoge Leeuwarden. In 1980 is een derde synagoge ingewijd, omdat de tweede te groot bleek voor de kleine joodse gemeente die thans nog in Leeuwarden bestaat.









Ik bezoek het toegankelijke hofje van het Boshuizen Gasthuis en maak een praatje met een bewoonster, die van de stilte geniet. Dan geraak ik in Luilekkerland, veel te laat, maar uiteindelijk. Het is een markante reeks aaneen gebouwde woonhuisjes uit de 17e eeuw. Helaas niemand om mij uit te leggen hoe het wonen aldaar bevalt.






Op een of andere manier langs de oude Kosterij, trapje af, trapje op, kom ik in de Monnikemuurstraat en opnieuw ‘Bij de Put’, waar huisnummer 36 de gevelsteen van het kleermakersgilde draagt.




In de Sacramentsstraat ontdek ik op huisnummer 19 de voormalige Joodse Synagoge, om vervolgens Voorstreek te bereiken. Ik bewonder het Jugendstil-pand van de Centrale Apotheek en ga verder naar de rooms-katholieke Sint-Bonifatiuskerk, een van de belangrijkste neogotische bouwwerken van Nederland, met een toren van 78 meter hoog, gebouwd in de jaren 1882-1884. Op 3 januari 1976 is de spits van de toren door een zware storm afgebroken, maar enkele jaren later weer herbouwd.

 
... een Dominicaner ...

... en een Dominicaanse uit de Republiek ...


Ik ga om de kerk heen, een rode trap op, onder een gebouw door. Ik stuit op de voormalige Prins Frederik kazerne. Hier volg ik het pad langs het water, waarin woonschepen liggen. Na een vaste brug sla ik rechtsaf, Tuinen heet het, waarna ik bij huisnummer 6 linksaf de Turfmarkt bereik.









Langs het voormalig Fries museum, dan langs een van de fraaiste gebouwen van Leeuwarden – de Kanselarij -, gebouwd van 1566 tot 1571. Het is de voormalige zetel van het Hof van Friesland, waar recht werd gesproken tussen 1571 en 1811, en was later tot medio 1976 het Rijksarchief van Friesland. Hier werd onder meer de huwelijksakte van Rembrandt van Rijn en Saskia van Uilenburgh bewaard. Iets verderop staat het Provinciehuis, waarin de provinciale overheid zetelt. De voorgevel van het oude gebouw dateert uit 1784, de Statenzaal in het gebouw is van 1580. Het voormalige hoofdpostkantoor van de stad staat hiertegenover, verbouwd tot Grand Hotel Post-Plaza.









Ik breng geen bezoek aan de oude strafgevangenis, waarin in de cellen nu 120 winkeltjes en bedrijfjes zijn gevestigd, maar haast mij een beetje voort met de trein van kwart voor vier – opnieuw drie-en-een-half uur bielzen - in  achterhoofd en vooruitzicht. Ik sta nog wel even stil bij Ossekop 11, het geboortehuis van Rembrandt’s vrouw Saskia, waar nu het kantoor van het bekende advocatenduo gebroeders Anker is gehuisvest. Cambuur of Heerenveen, waarvan zijn zij raadsheren? In de Ossekop is ook de oudste kroeg van Leeuwarden gevestigd.




Op Kelders groet ik Mata Hari, ga snel langs de Bierkade naar Naauw, waar ik zo rap geen ‘piksteen’ ontdek. Dan kom ik langs het prachtige, oude gebouw uit 1595-1598, ‘De Waag’, dat tot 1884 het centrum van de boter- en kaashandel (nee, geen eieren) was. In de Gouden Eeuw kwam ook in Leeuwarden de adel op. Rijke adellijke families als Van Martena, Van Aylva, Van Camstra en Burmania woonden in de deftigste straten: Eewal, Grote Kerkstraat, Nieuwestad, Tweebaksmarkt en de Weaze. Leeuwarden behoorde toen tot de tien aanzienlijkste steden van Nederland. De prachtige gebouwen als de scheve toren ‘Oldehove’, het Stadhouderlijk Hof, de Kanselarij waar recht werd gesproken, en het handelscentrum de Waag getuigen daar nu nog van.





Over de Wirdumerdijk spoed ik mij langs het beursgebouw uit circa 1880, nu als bibliotheek in gebruik, met ertegenover de Mercuriusfontein uit 1923.





De Willemskade voert mij uiteindelijk langs de museumhaven over een vaste brug rechtstreeks naar NS-station Leeuwarden, waar ik op mijn gewenste tijdstip arriveer voor een lange en op het chaotische station Utrecht vertraagde thuisreis. Leeuwarden, in slach troch de stêd …




Geen opmerkingen:

Een reactie posten